click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Voorzetsels 11
Werkwoorden/uitdrukkingen met vast voorzetsel
Vraag | Antwoord |
---|---|
Luister goed, je kan nog iets … hem leren. | leren van iemand |
De buurjongen leert … kok. | leren voor iets |
Wil jij … de kinderen letten ? | letten op |
Hij leeft … een klein loontje. | leven van (inkomen) |
Ze leeft … haar vak. | leven voor (passie) |
Hij las in de krant … acupunctuur. | lezen over |
Ze liegt … haar leeftijd. | liegen over |
Beloof dat je nooit … me zal liegen. | liegen tegen |
Dat ik me slecht voel, ligt … het weer. | liggen aan |
Hij leed … kanker. | lijden aan (ziekte) |
De bevolking lijdt … oorlog en armoede. | lijden onder (situatie) |
Ze lijkt echt … haar papa. | lijken op |
Luister je soms … klassieke muziek? | luisteren naar |
Hij wil niets meer … mij te maken hebben. | te maken hebben met |
Er mankeert iets … de motor; hij maakt een raar geluid. | mankeren aan |
Ik heb echt medelijden … je. | medelijden hebben met |
De verdachte is medeplichtig … moord. | medeplichtig zijn aan |
De wielrenner dingt … naar de eerste plaats. | meedingen naar |
Doe je mee … onze quiz? | meedoen aan |
Mag ik … jullie meedoen ? | meedoen met |
Ga maar … mij mee naar het secretariaat. | meegaan met |
Meng de bloem … de melk en de eieren. | mengen met |
Hij mengde zich ineens … ons gesprek. | zich mengen in |
Ik heb niets … het lawaai gemerkt ! | merken van |
Het bedrijf mikt … een nog hogere omzet. | mikken op |