click below
click below
Normal Size Small Size show me how
bostda_Dutch
bostda_Dutch phrases
Term | Definition |
---|---|
Those eggs are small. | Die eieren zijn klein. |
The man is in the house. | De man is in het huis. |
The milk is in the bottle. and the bottle of milk is in the kitchen. | De melk is in de fles, en de fles melk is in de keuken. |
This house has two windows and two doors. | Dit huis heeft twee ramen en twee deuren. |
The matches are in the box on the table. | De lucifers zijn in de doos op de tafel. |
Here is a box of matches. | Hier is een doos lucifers. |
This city is large, but that one is small. | Deze stad is groot, maar die is klein. |
Five glasses and five cups are clean. | Vijf glazen en vijf kopjes zijn schoon. |
That man has four children: three daughters and one son. | Die man heeft vier kinderen: drie dochters en één zoon. |
The library is in this street. | De bibliotheek is in deze straat. |
The coffee is in a cup, but the milk is in a glass. | De koffie is in een kopje, maar de melk is in een glas. |
A cup of coffee or a glass of milk? | Een kopje koffie of een glas melk? |
A man has two eyes and two ears. | Een man heeft twee ogen en twee oren. |
Coffee for mother and father, but milk tor the children. | Koffie voor moeder en vader, maar melk voor de kinderen. |
The buildings in this city are large. | De gebouwen in deze stad zijn groot. |
The cat is in the kitchen. | De kat is in de keuken. |
This knife is for the bread. | Dit mes is voor het brood. |
The woman has a piece of soap. | De vrouw heeft een stuk zeep. |
This city has a library and four churches. | Deze stad heeft een bibliotheek en vier kerken. |
This house is large, but the rooms are small. | Dit huis is groot, maar de kamers zijn klein. |
He stays two days. | Hij blijft twee dagen. |
The children are knocking on the door. | De kinderen kloppen op de deur. |
He is a student in Amsterdam. | Hij is student in Amsterdam. |
We do not read the books at home, but in the library. | Wij lezen de boeken niet thuis, maar in de bibliotheek. |
They are building a house in the city. | Zij bouwen een huis in de stad. |
Do you read the newspaper (are you reading the newspaper)? | Lees je de krant? |
I am renting a room in Molenstraat. | Ik huur een kamer in de Molenstraat. |
It is not large. | Hij is niet groot. |
We do not live in the city. | Wij wonen niet in de stad. |
Do you hear the radio? | Hoor je de radio? |
Yes, I hear something. | Ja, ik hoor iets. |
No, I don't hear anything. | Nee, ik hoor niets. |
He drinks a glass of water. | Hij drinkt een glas water. |
We are always at home. | Wij zijn altijd thuis. |
The mirror falls on the floor. | De spiegel valt op de grond. |
I drink coffee and tea without milk (cream), but with sugar. | Ik drink koffie en thee zonder melk, maar met suiker. |
He is writing a letter to a friend. | Hij schrijft een brief aan een vriend. |
She walks to the city. | Zij loopt naar de stad. |
Do you smoke cigarettes or a pipe? | Rook je sigaretten of een pijp? |
Thank you for the coffee. | Dank je voor de koffie. |
Thank you for everything. | Dank u voor alles. |
Thank you very much! | Dank u wel, meneer! |
Thanks you for all those books! | Dank u wel voor al die boeken, mevrouw!' |
You're welcome. | Niets te danken, meneer |
The breadman (baker) has bread, rails and cookies today. | De bakker heeft vandaag brood, broodjes en koekjes. Twee broodjes alstublieft. |
Two rolls, please I knock on the door, but he is not at home. | Ik klop op de deur, maar hij is niet thuis. |
She is buying tea and coffee in the city. | Zij koopt thee en koffie in de stad. |
The water in the cartals is green. | Het water in de grachten is groen. |
Are the children all at home? | Zijn de kinderen allemaal thuis? |
I walk from the house to the library. | Ik loop van het huis naar de bibliotheek. |
We buy bread, but hardly ever rolls or cookies. | Wij kopen brood, maar bijna nooit broodjes of koekjes. |
We are renting two rooms, but they are not large. | Wij huren twee kamers, maar zij zijn niet groot. |
Those cups are not large enough. | Die kopjes zijn niet groot genoeg. |
He throws the book on the chair. | Hij gooit het boek op de stoel. |
She is buying blankets for the beds. | Zij koopt dekens voor de bedden. |
The garden is behind the house. | De tuin is achter het huis. |
Now we are going down town (to town). | Wij gaan nu naar de stad. |
What do you need? | Wat heb je nodig? |
I need a coat. | Ik heb een jas nodig. |
Do you have enough money? | Heb je geld genoeg? |
No, I have no money. | Nee, ik heb geen geld. |
I need a few guilders. | Ik heb een paar gulden nodig. |
We live next to the church. | Wij wonen naast de kerk. |
Speak slowly, please. | Praat langzaam, alstublieft. |
I do not understand you. | Ik versta u niet. |
Are you almost ready? | Bent u bijna klaar? |
Yes, now I am ready. | Ja, ik ben nu klaar. |
Here is the tram stop. | Hier is de tramhalte. |
We are waiting here for the streetcar (tram). | Wij wachten hier op de tram. |
I see the streetcar already. | Ik zie de tram al. |
It is on time today. (the streetcar) | Hij is vandaag op tijd. |
On the corner is the store, behind the church. | Op de hoek is de winkel, achter de kerk. |
The building next to the church is the library. | Het gebouw naast de kerk is de bibliotheek. |
Look in that show window there! | Kijk daar in die etalage! |
That coat is nice. and not expensive. | Die jas is mooi, en niet duur. |
We look at all kinds of coats, but they are all too expensive. | Wij kijken naar allerlei jassen, maar zij zijn allemaal te duur. |
How about a cup of tea? | Heb je zin in een kopje thee? |
Yes, I’m thirsty. | Ja, ik heb dorst. |
He doesn't eat any apples. | Hij eet geen appels. |
He never eats apples. | Hij eet nooit appels. |
That bicycle there in the show window is not cheap, it is expensive. | Die fiets daar in de etalage is niet goedkoop, hij is duur. |
The cupboard is behind that table there. | De kast staat achter die tafel daar. |
He talks a lot. | Hij praat veel. |
He talks too much. | Hij praat te veel. |
I don’t think it’s cheap. | Ik vind het niet goedkoop. |
I am waiting for a friend, but he is not on time. | Ik wacht op een vriend, maar hij is niet op tijd. |
Beside the closet, above the table, is a bookshelf. | Naast de kast, boven de tafel, is een boekenplank. |
Are you eating a sandwich? | Eet je een boterham? |
Yes, I'rn hungry. | Ja, ik heb honger. |
I don't have any time. | Ik heb geen tijd. |
I’m going down town. | Ik ga naar de stad. |
Do you understand it? | Verstaat u het? |
No, he doesn't understand it. | Nee, hij verstaat het niet. |
I meet Jan in the store. | Ik ontmoet Jan in de winkel. |
He needs a coat, but he doesn't have enough money. | Hij heeft een jas nodig, maar hij heeft niet genoeg geld. |
These books are all too expensive. | Deze boeken zijn allemaal te duur. |
Behind the door is a cupboard, and in this cupboard are the plates, cups and saucers, | Achter de deur is een kast, en in deze kast zijn de borden, kopjes en schoteltjes, |
glasses, knives, forks and spoons. | glazen, messen, vorken en lepels. |
The room has two windows and one door. I | De kamer heeft twee ramen en één deur. |
Do you think it's expensive? | Vindt u het duur? |
Good afternoon, Mr. Roes! Good evening, Mrs. Theunisse. | Goede middag, meneer Roes! Goedenavond, mevrouw Theunisse. |
Nice weather today. | Het is mooi weer vandaag. |
Yes, it is a nice day. | Ja, het is een mooie dag. |
The cold weather doesn't come until later. | Het koude weer komt pas later. |
The little flowers are much prettier than the big ones. | De kleine bloemen zijn veel mooier dan de grote. |
The real little flowers are not so pretty. | De hele kleine bloemen zijn niet zo mooi. |
Red flowers are always prettier than white flowers. | Rode bloemen zijn altijd mooier dan witte bloemen. |
I like to cycle in the sumrner but I like it even more in the fall (autumn). | Ik fiets graag 's zomers, maar nog liever in de herfst. |
He likes best to read a novel. | Hij leest het liefst een roman. |
This bread is expensive. but rolls are even more expensive. | Dit brood is duur, maar broodjes zijn nog duurder. |
The more expensive bread is not always the best. | Het duurdere brood is niet altijd het beste. |
Those other flowers are the prettiest. | Die andere bloemen zijn de mooiste. |
Isn't the soup getting too thick? | Wordt de soep niet te dik? |
No, the thicker the better. | Nee, hoe dikker hoe beter. |
That is nothing new. | Dat is niets nieuws. |
He is an important man. | Hij is een belangrijk man. |
Yes, he is a very well–known musician. | Ja, hij is een heel bekend musicus. |
In front of the house we see a few tall trees. | Voor het huis zien wij enkele hoge bomen. |
Those trees have green leaves in the summer and no leaves in the winter. | Die bomen hebben 's zomers groene bladeren en 's winters geen bladeren. |
In the fall they have yellow and red leaves. | In de herfst hebben ze gele en rode bladeren. |
His name is Theunisse or something like that. | Hij heet Theunisse, of iets dergelijks. |
Rich people wear expensive clothes. | Rijke mensen dragen dure kleren. |
Piet is a tall fellow, just as tall as I am. | Piet is een lange jongen, net zo lang als ik. |
Another glass of milk? Yes, please. | Nog een glas melk? Ja, alstublieft. |
The largest rivers in the Netherlands are the Rhine, the Meuse, the Waal and the ljssel. | De grootste rivieren van Nederland zijn de Rijn, de Maas, de Waal en de ljssel. |
The whole book is very difficult. | Het hele boek is erg moeilijk. |
No, it is an easy book. | Nee, het is een makkelijk boek. |
Go ahead and eat one of those delicious oranges. | Eet toch een van die lekkere sinaasappels. |
On the left side of the street you see the post office. | Aan de linker kant van de straat ziet u het postkantoor. |
In the late fall we get a lot of rain. | In de late herfst krijgen wij veel regen. |
Those large trees in front of the house are very pretty. | Die grote bomen voor het huis zijn erg mooi. |
This stale bread doesn't taste good. | Dit droge brood is niet lekker. |
I don't have many books, but he has still fewer books. | Ik heb weinig boeken, maar hij heeft nog minder boeken. |
I am looking forward to that trip to the Netherlands. | Ik verheug me op die reis naar Nederland. |
That is very nice of you. | Dat is heel vriendelijk vanje. |
Piet Zeilstra lives in Utrecht now. | Piet Zeilstra woont nu in Utrecht. |
Do you know him? | Ken je hem? |
Naturally. We both work at the same office. | Natuurlijk, wij werken allebei (beiden) op hetzelfde kantoor. |
And Mrs. Zeilstra. do you know her, too? | En mevrouw Zeilstra, ken je die ook? |
No, I don't know her. | Nee, die ken ik niet. |
That's too bad. (that’s a shame.) | Dat is jammer. |
I still remember that trip. | Ik herinner me die reis nog. |
She livves in Zwolle–no, I'm wrong – she lives in Deventer. | Zij woont in Zwolle – nee, ik vergis me – zij woont in Deventer. |
The house is big enough for all of us. | Het huis is groot genoeg voor ons allemaal (allen). |
They certainly have room for you and the whole family. | Zij hebben zeker plaats voor jou en mij en het hele gezin. |
They live with Mr. and Mrs. Mulders. | Zij wonen bij meneer en mevrouw Mulders. |
They always talk about him a lot. | Zij praten altijd veel over hem. |
Take that letter to the mailbox for me, will you? | Breng die brief even voor me naar de brievenbus, wil je? |
Put it in the box for me (mail it). | Doe hem voor me op de post. |
Do you have the suitcase all ready for me? | Heb je de koffer al klaar voor mij? |
No, at the moment I do not have it ready yet. | Nee, op het ogenblik heb ik hem nog niet klaar. |
I’m sorry, but it is not ready yet. My apologies. | Het spijt me, maar hij (die) is nog niet klaar. |
There, now everything is taken care of! | Neem me niet kwalijk. |
Even he knows that. | Zo, nu is alles voor elkaar! Zelfs hij weet dat. |
She is much smarter than he is. | Zij is veel knapper dan hij. |
The glass is broken. | Het glas is kapot. |
She doesn't say anything to him. | Zij zegt niets tegen hem. |
At the moment the children are at school. | Op het ogenblik zijn de kinderen op school. |
That I don't know yet. | Dat weet ik nog niet. |
They often pay us a visit. | Zij komen vaak bij ons op bezoek. |
Many people are reading this bock, but I don't think it's interesting. | Veel mensen lezen dit boek, maar ik vind het niet interessant. |
Is the post office on this street? . | Is het postkantoor in deze straat? |
I don't see it. (the post office) | Ik zie het niet. |
I meet her every day in the store. | Ik ontmoet haar iedere dag in de winkel. |
I'rm sorry, but the typewriter is not working. | Het spijt me, maar de typemachine is stuk. |
Mr. De Roode repairs typewriters. | Meneer De Roode repareert typemachines. |
I know him well. | Ik ken hem goed. |
Does Gerrit always work with you? | Werkt Gerrit altijd met jou? |
No, we won't work together. | Nee,wij werken niet samen. |
I don't see her often. | Ik zie haar niet vaak. |
She works during the day. | Zij werkt overdag. |
The keys are on the table. | De sleutels liggen op de tafel. |
Give them to her tomorrow. | Geef ze haar toch morgen! |
Are you looking forward to the trip? | Verheug je je op de reis? |
No, I'm against that trip. | Nee, ik ben tegen die reis. |
Today we're going by train to Arnhem. | Wij gaan vandaag met de trein naar Arnhem. |
Our railroads are very good. | Onze spoorwegen zijn erg goed. |
Our trains almost always run on time. | Onze treinen lopen vrijwel altijd op tijd. |
In our little country the trains go pretty fast. | In ons kleine land rijden de treinen erg hard. |
‘Are yours in the U.S. good too?,’ he asks. | 'Zijn die van jullie in Amerika ook goed?' vraagt hij. |
'Our country is big, and the trains are perhaps less qood.' she replies. | 'Ons land is groot, en de treinen zijn misschien minder goed,' antwoordt zij. |
This compartment is already occupied. | Deze plaats is al bezet. |
I see somebody's suitcase. | Ik zie iemand z'n koffer. |
That is another passenger. | Dat is een andere passagier. |
The train is full. | De trein is vol. |
You're right, the train is leaving exactly on time. | U hebt gelijk, de trein gaat precies op tijd. |
Now we're going by bus to my family. | Nu gaan wij met de bus naar mijn familie. |
Which way now? | Welke kant nu? |
The bus stop is right in front of the station. | De bushalte is vlak vóór het station. |
Our whole family is home this evening. | Ons hele gezin is vanavond thuis. |
How nice. | Wat leuk. |
Are they expecting me? | Verwachten ze mij? |
Every week she drives to her family in Friesland and back. | Zij rijdt iedere week naar haar familie in Friesland en terug. |
Every day he drives to (his) work. | Hij rijdt iedere dag naar zijn werk. |
My brother's car is not black but red. | Mijn broer z'n auto is niet zwart maar rood. |
That is his only car. | Dat is zijn enige auto. |
My wife always takes the big highway to The Hague. | Mijn vrouw volgt altijd de grote weg naar Den Haag. |
Which car is his? | Welke auto is de zijne? |
That one there behind the factory. (the car). | Die daar achter de fabriek. |
My warm coat is still hanging in the closet. | Mijn warme jas hangt nog in de kast. |
In the spring I don't need it. | In het voorjaar heb ik hem niet nodig. |
He always walks around with a pipe in his mouth and the newspaper under his arm. | Hij loopt altijd met een pijp in zijn mond, en onder zijn arm de krant. |
Their new house is for sale. | Hun nieuwe huis is te koop. |
For much too low a price! | Tegen een veel te lage prijs! |
What kind of house is it? | Wat is het voor een huis? |
I mean, is it bigger than ours? | Ik bedoel, is het groter dan het onze? |
Who are they selling their house to? | Aan wie verkopen ze hun huis? |
Why don't they take their own car? | Waarom nemen ze hun eigen auto niet? |
Their car is for sale again. | Hun auto is weer te koop. |
He comes (he is coming) by bicycle. | Hij komt op de fiets. |
At any rate he is coming. | In ieder geval komt hij. |
Is she coming by train? | Komt zij met de trein? |
No, she's coming in her car. | Nee, zij komt met haar auto. |
Doesn't he have his own typewriter? | Heeft hij niet zijn eigen typemachine? |
Yes, but his doesn't use it. | Ja, maar hij gebruikt hem niet. |
He and his friend drive from Leeuwarden to Staveren every day. | Hij en zijn vriend rijden iedere dag van Leeuwarden naar Staveren. |
Which way? Just go this way. | Welke kant uit? Ga gewoon deze kant uit. |
Whose house is this? I don't know. | Van wie is dit huis? Ik weet het niet. |
Ours is around the corner. | Het onze (dat van ons) is om de hoek. |
She is always right. | Zij heeft altijd gelijk. |
No, you are wrong. | Nee, u vergist zich. |
Yes, you are right. | Ja, u hebt gelijk. |
Jan, where is your coat? | Jan, waar is je jas? |
Mr. Teeuw, is this your coat? | Meneer Teeuw, is dit uw jas? |
Which coat is yours? | Welke jas is van jou (de jouwe)? |
This one is mine. (coat). | Deze is van mij (de mijne). |
How long are you staying in the Netherlands? A year? | Hoe lang blijf je in Nederland? Een jaar? |
No, not a whole year; not more than nine or ten months. | Nee, niet een heel jaar, niet meer dan een maand of tien. |
Is this the first time you've been in the Netherlands? | Ben je voor de eerste keer in Nederland? |
No. this is (already) the second time. | Nee, dit is al de tweede keer. |
What's today's date? | De hoeveelste hebben we vandaag? |
August seventeenth, 1987. | Zeventien augustus, negentien honderd zevenentachtig. |
We figure the distances in kilometers. | Wij berekenen de afstanden in kilometers. |
Leiden is for example fifty–three kilometers from Utrecht, and twenty–seven kilometers from Gouda. | Leiden is b.v. drieënvijftig kilometer van Utrecht, en zevenentwintig Itilometer van Gouda. |
The two of us are going. | Wij gaan met z'n tweeën. |
Are there four of you? | Zijn jullie met z'n vieren? |
She has about ten rolls (ten rolls or so, nine or ten rails). | Zij heeft een stuk of tien broodjes. |
I’ll drop by your place this week (yet). | Ik kom van de week nog bij jullie langs. |
He is coming in two weeks. | Hij komt over veertien dagen. |
I’ll come a week from Monday (Monday week). | Ik kom maandag over een week. |
We figure (calculate) the weights in kilograms. | Wij berekenen de gewichten in kilo's. |
A kilogram is a thousand grams. | Een kilo is duizend gram. |
But we also figure the weights in pounds. | Maar wij berekenen de gewichten ook in ponden. |
A Dutch pound is not the same as an American or English pound. | Een Nederlands pond is niet hetzelfde als een Amerikaans of Engels pond. |
An English or American pound is sixteen ounces, but a Dutch pound is five ounces. | Een Engels of Amerikaans pond is zestien ons, maar een Hollands pond is vijf ons. |
An English or American pound has 450 grams, and a Dutch pound has 500 grams. | Een Engels of Amerikaans pond is vierhonderd vijftig gram, en een Hollands pond is vijfhonderd gram. |
Two pounds are a kilogram, so a pound is 500 grams and an ounce is a hundred grams. | Twee pond is een kilo, dus een pond is vijfhonderd gram, en een ons is honderd gram. |
How far is it (still) to Amsterdam? | Hoe ver is het nog tot Amsterdam? |
Eight or ten kilometers. | Een kilometer of tien. |
She buys a kilogram and a half of potatoes. | Zij koopt anderhalf kilo aardappelen. |
No, she's only buying half a kilogram. | Nee, ze koopt alleen maar een half kilo. |
We buy meat by the 'ounce'. | Wij kopen vlees per ons. |
You go in a store and say 'Four ounces of ground meat, please'. | U gaat in een winkel en zegt: 'Vier ons gehakt alstublieft'. |
The butcher says 'Yes rna'arn', two ten per ounce, that is eight guilders end forty cents'. | De slager zegt: 'Ja mevrouw, twee tien per ons, dat is acht gulden en veertig cent'. |
You give him ten guilders, and he gives you the meat and a guilder and sixty cents. | U geeft hem tien gulden, en hij geeft u het vlees en één gulden en zestig cent. |
It is Saturday. | Het is zaterdag. |
We're going to the market today. | Wij gaan vandaag naar de markt. |
The stands are in long rows behind the city hall. | De kramen staan in lange rijen achter het stadhuis. |
Here they're selling vegetables and fruit (fruit and vegetables). | Hier verkopen ze groente en fruit. |
We'll get three kilograms of potatoes and a kilogram of apples. | We nemen twee kilo aardappels en een kilo appels. |
Do you have a couple of tens on you? | Heb je een paar tientjes bij je? |
I'm sorry, I only have a twenty–five. | Het spijt me, ik heb alleen maar een briefje van vijfentwintig. |
We need some oranges too. | We hebben ook wat sinaasappels nodig. |
How much do they cost today? | Hoeveel kosten ze vandaag? |
Now we go that way. | Nu gaan we die kant op. |
They have cheese there. | Daar hebben ze kaas. |
A pound will certainly be enough. | Een pond is zeker genoeg. |
On the other side of the canal, under the tower, they have really beautiful flowers. | Aan de overkant van de gracht, onder de toren, hebben ze hele mooie bloemen. |
A bouquet of tulips is not so expensive. | Een bos tulpen is niet zo duur. |
Do you have change for a fifty? | Hebt u terug van een briefje van vijftig? |
It is spring, and all the flowers are rather cheap today. | Het is voorjaar, en alle bloemen zijn vandaag vrij goedkoop. |
The yellow and white roses are also very nice today. | De gele en witte rozen zijn ook heel mooi vandaag. |
Now I only have some change left. | Ik heb nu alleen maar wat kleingeld over. |
We'll look for a bit and then go home. | We kijken nog even en dan gaan we naar huis. |
I studied at the university of Amsterdam. | Ik heb aan de universiteit van Amsterdam gestudeerd. |
I took courses there. | Ik heb daar colleges gevolgd. |
We cycled al\ the way from Haarlem to Endhuizen yesterday. | Wij fietsten gisteren helemaal van Haarlem naar Enkhuizen. |
Have you ordered the cheese and margarine at the grocer's? | Heb je de kaas en margarine bij de kruidenier besteld? |
Yes, but I have not paid yet. | Ja, maar ik heb nog niet betaald. |
I repeated it, but he did not answer. | Ik herhaalde het, maar hij antwoordde niet. |
I have not smoked at all this morning. | Ik heb vanmorgen helemaal niet gerookt. |
Yesterday she promised me a long letter. | Gisteren beloofde ze me een lange brief. |
He sent me a postcard and explained everything. | Hij stuurde me een briefkaart en verklaarde alles. |
I met her daughter during a party in Middelburg. | Ik ontmoette haar dochter tijdens een feest in Middelburg. |
Which company has built that new factory just outside the city? | Welke firma heeft die nieuwe fabriek even buiten de stad gebouwd? |
We thanked them for a sociable evening. | Wij bedankten ze voor een gezellige avond. |
Many thanks tor the pleasant evening! | Hartelijk bedankt voor de gezellige avond! |
He washed the cups and saucers and put them on the table. | Hij waste de kopjes en schoteltjes en zette ze op de tafel. |
The children were playing downstairs. | De kinderen speelden beneden. |
Yesterday evening I listened to the radio at home. | Gisteravond luisterde ik thuis naar de radio. |
Yesterday afternoon I caught a cold. | Gistermiddag heb ik kou gevat. |
The fire burned nicely. | Het vuur brandde goed. |
My parents lived a long time. | Mijn ouders hebben lang geleefd. |
They always lived in Maastricht. | Zij hebben altijd in Maastricht gewoond. |
We followed (took) the main highway from Utrecht to Arnhem. | Wij volgden de grote weg van Utrecht naar Arnhem. |
In Holland I did a lot of cycling. | In Holland heb ik veel gefietst. |
I do not know how much money I have. | Ik weet niet hoeveel geld ik heb. |
I have not counted it yet. | Ik heb het nog niet geteld. |
He has just paid the bill. | Hij heeft de rekening pas betaald. |
She ordered a new coat, but she hasn't paid tor it yet. | Zij heeft eén nieuwe mantel besteld, maar zij heeft hem nog niet betaald. |
The children were playing outside. | De kinderen speelden buiten. |
Weren't they playing upstairs? | Speelden ze niet boven? |
Many people passed, but nobody heard me. | Veel mensen passeerden, maar niemand hoorde mij. |
She developed the photos herselt. | Zij heeft de fotos zelf ontwikkeld. |
She put her brother's newspapers on the table. | Zij legde de kranten van haar broer op de tafel. |
I met Mrs. Schuringa at the grocery store. | Ik ontmoette mevrouw Schuringa bij de kruidenier. |
I threw the old letters and papers in the fire. | Ik gooide de oude brieven en kranten in het vuur. |
I have never cycled so much as here in The Netherlands. | Ik heb nog nooit zoveel gefietst als hier in Nederland. |
Yesterday the two of us were sitting in the living room. | Gisteren zaten we met z'n tweeën in de kamer. |
We stayed home, because the weather was cold. | Wij bleven thuis, want het was koud weer. |
Yesterday's snow still lay on the ground. | De sneeuw van gisteren lag nog op de grond. |
I read a book and now and then looked at the people in the street. | Ik las een boek en af en toe keek ik naar de mensen op straat. |
Everyone wore his warmest clothes and walked past quickly. | Iedereen droeg zijn warmste kleren en liep vlug voorbij. |
The sky was cloudy and the sun hardly shone at all. | De hemel was bewolkt en de zon scheen bijna niet. |
We saw hardly any children outside. | Buiten zagen wij bijna geen kinderen. |
It has already gotten quite a bit colder. | Het is al een stuk kouder geworden. |
Yes, it froze hard during the night. | Ja, het heeft vannacht flink gevroren. |
Some boys walked past with skates. | Enkele jongens liepen voorbij met schaatsen. |
Each of them held skates in his hand. | Elk van hen hield schaatsen in de hand. |
They disappeared around the corner. | Zij verdwenen om de hoek. |
Have you ever skated? | Heb jij ooit geschaatst? |
Yes, but I have forgotten my skates. | Ja, maar ik heb mijn schaatsen vergeten. |
I have left them at home. | Ik heb ze thuis gelaten. |
We drank our cup of coffee and walked to the frozen canal. | Wij dronken ons kopje koffie en liepen naar het bevroren kanaal. |
Many boys and girls were already on the ice, others put their skates on. | Veel jongens en meisjes waren (were) al op het ijs, andere bonden hun schaatsen aan. |
More and more children and also older people came to the canal. | Steeds meer kinderen en ook oudere mensen kwamen naar het kanaal toe. |
Most of the people came from the city. | De meeste mensen kwamen uit de stad. |
We forgot the cold and looked at the skaters with interest. | Wij vergaten de kou en keken met belangstelling naar de schaatsenrijders. |
They have found an excellent spot. | Zij hebben een uitstekende plek gevonden. |
We stayed a half hour and then walked back. | Wij bleven een half uur en liepen toen terug. |
The water is already frozen, because it is winter and it has gotten much colder. | Het water is al bevroren, want het is winter en het is een stuk kouder geworden. |
He went outside and disappeared around the corner. | Hij liep naar buiten en verdween om de hoek. |
She has never helped me enough. | Zij heeft mij nooit genoeg geholpen. |
I read a book now and then, but that book I have never read. | Ik lees af en toe een boek, maar dat boek heb ik niet gelezen. |
They haven't eaten anything (they didn't eat anything). | Zij hebben helemaal niets gegeten. |
After a couple of hours they came back. | Na een paar uur kwamen ze terug. |
They hung their coats in front of the fire. | Zij hingen hun jassen voor de verwarming. |
I was born in 1957. | Ik ben in negentienhonderd zevenenvijftig geboren. |
Have you ever been to Breda? | Bent u wel eens in Breda geweest? |
He asked for the address, but I did not know it. | Hij vroeg om het adres, maar ik wist het niet. |
The children found the money in the street. | De kinderen vonden het geld op straat. |
'What have you done with that money?' I asked. | Wat hebben jullie met dat geld gedaan?' vroeg ik. |
'We bought some candy'. they said. | 'Wij hebben wat snoepjes gekocht,' zeiden ze. |
I said 'I looked everywhere, but I have not found my scarf yet'. | Ik zei: 'Ik heb overal gezocht, maar ik heb mijn sjaal nog niet gevonden'. |
He laughed and said, 'Hasn't it always hung on the hook in the closet?' | Hij lachte en zei: 'Heeft hij niet altijd op de haak in de kast gehangen?' |
Yesterday I drank a whole bottle of milk. | Gisteren heb ik een hele fles melk gedronken. |
'I didn't do it'. he said. 'because I have had no time'. | 'Ik heb het niet gedaan', zei hij, 'want ik heb geen tijd gehad'. |
There were a lot of people in the street. | Er waren veel mensen op straat. |
They came from the offices and stores and went home. | Zij kwamen uit de kantoren en winkels en gingen naar huis. |
They stood at the stop and waited for the streetcar (tram). | Zij stonden bij de halte en wachtten op de tram. |
They have been standing in the cold now for a half hour. | Zij staan nu al een half uur in de kou. |
Have you always been bothered by the cold? | Heb je altijd last gehad van de kou? |
The bus is late today, because it snowed. | De bus is vandaag laat, want het heeft gesneeuwd. |
She thought of him often, and wrote him many letters. | Zij dacht vaak aan hem en schreef hem veel brieven. |
He has had the chance, but he has never done it. | Hij heeft de kans gehad, maar hij heeft het nooit gedaan. |
We went to a reasonably–priced restaurant and had a tasty meal. | Wij gingen naar een niet al te duur restaurant en aten een lekkere maaltijd. |
The meal consisted of meat, potatoes and vegetables. | De maaltijd bestond uit vlees, aardappelen en groente. |
It was a perfectly ordinary Dutch meal. | Het was een doodgewone Nederlandse maaltijd. |
Last week I finally sold my old motor bike. | Verleden week heb ik eindelijk mijn oude bromfiets verkocht. |
A month ago I bought around ten handkerchiefs. | Een maand geleden heb ik een stuk of tien zakdoeken gekocht. |
Have you seen them? (the handkerchiefs) | Heb jij ze gezien? |
I watched TV all evening. | Ik keek de hele avond t.v. |
He went with a friend of his: what was his name again? | Hij is met een vriend van hem gegaan; hoe heette die ook al weer? |
Our city hall looks like a church. | Ons stadhuis lijkt op een kerk. |
How is it possible! | Hoe is het mogelijk! |
I brought her some fruit. | Ik heb haar wat fruit gebracht. |
How long have you been looking for your handkerchiefs? | Hoe lang zoek je al naar je zakdoeken? |
I’ve been looking for an hour. | Ik zoek al een uur. |
They are probably in the closet, because I washed them yesterday. | Zij zijn waarschijnlijk in de kast, want ik heb ze gisteren gewassen. |
She bought some new ties and socks for me. | Zij kocht een paar nieuwe dassen en sokken voor me. |
He laughed at my new tie, but not at the new shirt. | Hij lachte om mijn nieuwe das, maar niet om het nieuwe overhemd. |
We sold our car, because gas (petrol) was too expensive. | Wij hebben onze auto verkocht, want de benzine was te duur. |
We went downtown and saw an excellent film. | Wij gingen naar de stad en zagen een uitstekende film. |
My father died suddenly. | Zijn vader is plotseling gestorven. |
It was in yesterday's paper. | Het stond in de krant van gisteren. |
Can you lend me a few guilders? | Kunt u mij een paar guldens lenen? |
Do you want some milk? | Wil je wat melk? |
You have to look in the refrigerator. | Je moet in de koelkast kijken. |
Hello (good morning, etc.)! | Dag meneer! |
I would like to have some herring. | Ik wou graag wat haring hebben. |
How much did you have to pay for this camera? | Hoeveel hebt u voor dit fototoestel moeten betalen? |
Above all you must not drop those cups. | Je moet die kopjes vooral niet laten vallen. |
I had my hair cut (got a haircut) yesterday. | Ik heb gisteren mijn haar laten knippen. |
You don't need to go all the way to the center of town to buy the tickets for the concert. | U hoeft niet helemaal naar het centrum om kaarten voor het concert te kopen. |
That doesn’t matter at all to me. | Dat kan mij helemaal niet schelen. |
He asked for help, but no body wanted to help him. | Hij heeft om hulp gevraagd, maar niemand heeft hem willen helpen. |
She talked without listening to me. | Zij praatte zonder naar mij te luisteren. |
That was not nice of her. | Dat was niet aardig van haar. |
That was particularly unkind. | Dat was bijzonder onaardig. |
No one wanted to do that for him. | Niemand heeft dat voor hem willen doen. |
I really wanted to go to Belgium last week. | Ik had vorige week eigenlijk naar België willen gaan. |
I have always wanted to visit Ghent and Bruges. | Ik heb altijd Gent en Brugge willen bezoeken. |
He has often had to go to Flanders. | Hij heeft vaak naar Vlaanderen gemoeten. |
I would like a little more tea. | Ik wou graag nog een beetje thee. |
May I smoke here? | Mag ik hier roken? |
No sir, that is not permitted here. | Nee meneer, hier mag dat niet. |
Can you repair these shoes today? | Kunt u deze schoenen vandaag nog repareren? |
Yes sir, we can. | Ja meneer, dat kan. |
Do the children have to go to the concert too? | Moeten de kinderen ook naar het concert? |
No, that isn't necessary. | Nee, dat hoeft niet. |
She wanted to come to show you her new scarf. | Zij wilde kernen om je haar nieuwe sjaal te laten zien. |
He talked a lot, but I wasn't able to understand him. | Hij praatte veel, maar ik kon hem niet verstaan. |
In fact I have never been able to understand him. | Ik heb hem trouwens nooit kunnen verstaan. |
You must look carefully; otherwise you can't see it. | U moet goed kijken, anders kunt u het niet zien. |
Can you see him coming now? | Kunt u hem nu zien komen? |
I'm sorry, but I didn't hear him speak. | Het spijt mij, maar ik heb hem niet horen spreken. |
Can I go by way of (via) Breda? | Kan ik over Breda rijden? |
Yes, but it would be better to go by way of Tilburg. | Ja, maar u kunt beter over Tilburg rijden. |
Tomorrow we will see how much time we have. | Morgen zullen we zien hoeveel tijd we hebben. |
I am about to leave (on the point of leaving). | Ik sta op 't punt om weg te gaan. |
I would like to have another cup of coffee. | Ik zou graag nog een kopje koffie willen hebben. |
Could you wait just a bit? | Zou je nog even kunnen wachten? |
At the moment I am writing. | Op 't ogenblik ben ik aan 't schrijven. |
Might I use the typewriter for a bit this afternoon? | Zou ik vanmiddag de typemachine even mogen gebruiken? |
Certainly, I probably won't need it anyway. | Jazeker, ik zal hem waarschijnlijk toch niet nodig hebben. |
Then I would like to use it. | Dan zou ik hem graag willen gebruiken. |
I intend to write a few letters. | Ik ben van plan om een paar brieven te schrijven. |
I didn't know what 'limonade' meant because I had never bought that here. | Ik wist niet wat 'limonade' betekende, want die had ik hier nooit gekocht. |
That is the name of various drinks made of fruit juice (fruit juice drinks): it doesn’t have to be made of lemon. | Dat is de naam voor verschillende dranken van vruchtesap, het hoeft niet van citroen te zijn. |
We will need some more money. | Wij zullen nog wat geld nodig hebben. |
Yes. probably so. | Ja, dat zal wel. |
What does that blue sign with the white bicycle mean? | Wat betekent dat blauwe bord met de witte fiets? |
That is a bicycle path. | Dat is een fietspad. |
You may not walk there. | U mag daar niet lopen. |
In other words, walking is prohibited there. | Met andere woorden: lopen is daar verboden. |
I have (already) been in the Netherlands for six weeks now. | Ik ben nu al zes weken in Nederland. |
But by chance I haven’t seen a sign like that yet. | Maar toevallig had ik zo'n bord nog nooit gezien. |
You are not used to our traffic signs yet. | U bent nog niet aan onze verkeersborden gewend. |
By tomorrow you will have heard that. | Morgen zul je dat al gehoord hebben. |
Next Tuesday I will have to go to Nijmegen. | Aanstaande dinsdag zal ik naar Nijmegen moeten gaan. |
We will have to try that next week. | Dat zullen we volgende week moeten proberen. |
The next streetcar (tram) does not come until about twenty minutes later. | De volgende tram komt pas over een minuut of twintig. |
I don't know my way around this neighborhood. | Ik ben niet bekend in deze buurt. |
Can you by any chance show me the way to Van der Maas' bicycle shop? | Kunt u mij soms de weg wijzen naar de handelaar Van der Maas? |
Let's see. Oh yes. | Even kijken. 0 ja. |
You follow this street a ways and then you come to a canal | U volgt deze straat een eindje en dan komt u aan een gracht. |
You go over the bridge, then left, and then it’s right straight ahead. | U gaat de brug over, dan linksaf, en dan is het almaar rechtdoor. |
You can’t miss it. | U kunt het niet missen. |
Van der Maas is right opposite the big church. | Van der Maas is vlak tegenover de grote kerk. |
Watch out! You must not get lost in our house. | Pas op! U moet in ons huis niet verdwalen. |
Since May we have been living on the third floor. | Wij wonen sinds mei op de tweede verdieping. |
What do you mean, 'tweede verdieping'? | Wat bedoelt u, 'tweede verdieping'? |
That means about the same as 'two flights up' | Dat betekent ongeveer hetzelfde als 'twee trappen hoog'. |
The first 'verdieping' is thus one flight up. | De eerste verdieping is dus één trap hoog. |
But in the U.S. the first floor is usually also the lowest. | Maar in Amerika is de eerste verdieping gewoonlijk ook de laagste. |
That we call the’begane grond' (ground floor) here. | Die noemen wij hier begane grond. |
For example, the second 'verdieping' is the third story for you. | Bij voorbeeld, de tweede verdieping is voor u de derde 'story'. |
The day after tomorrow I'm going on the train to Den Bosch. | Overmorgen ga ik met de trein naar Den Bosch. |
The traffic in Amsterdam is probably pretty busy. | Het verkeer in Amsterdam zal wel erg druk zijn. |
Next week I'm going to buy a map. | Volgende week ga ik een kaart kopen. |
Next Wednesday I'm going to buy a cart. | Aanstaande woensdag ga ik een exemplaar van dat boek kopen. |
Now listen. | Luister eens. |
You've got to be sure and understand this well. | Je moet dit vooral goed begrijpen. |
Would you mind closing that window? | Wil je dat raam even dichtdoen? |
Why not just give me an example of what you mean? | Geef eens even een voorbeeld van wat je bedoelt. |
You are looking for a second–hand car, aren't you? | Je zoekt toch een tweedehands auto? |
Why not read the advertisements? | Lees maar de advertenties. |
Oh, I look in the ads now and then. | 0, ik kijk wel eens in de advertenties. |
Have a look here in the paper. | Kijk eens hier in de krant. |
Just what you're looking for, isn't it? | Precies wat je zoekt toch? |
Will you just sign this please, sir? | Wilt u dit even tekenen, meneer? |
Just close the door, will you? (Do you mind closing the door?) | Doe de deur eens even dicht, wil je? |
That was a very confusing situation. | Dat was een zeer verwarrende situatie. |
He didn't understand it, but he signed it anyway. | Hij begreep het niet, maar toch heeft hij het getekend. |
I think I’ll just go watch TV. | Ik ga maar eens even t.v. kijken. |
In the ordinary spoken language we say 'cheap' but in the stores they prefer to say 'inexpensive' . | In de gewone spreektaal zeggen wij 'goedkoop' maar in de winkels zeggen ze liever 'voordelig'. |
Something like that will probably no longer be possible in this day and age. | Zoiets zal in deze tijd wel niet meer mogelijk zijn. |
Shall I just go have a look for you? | Zal ik nog even voor je gaan kijken? |
The word 'heden' no doubt sounds ordinary, but it really is formal. | Het woord 'heden' klinkt misschien wel gewoon, maar het is toch formeel. |
Please just go and have a seat there in the hall. | Gaat u maar daar in de gang zitten. |
The interview was in the paper, after all, | Het interview heeft toch in de krant gestaan. |
For heavens' sake close the window! I'm cold. | Doe het raam toch dicht! Ik heb het koud. |
In the spoken language one scarcely ever speaks of a 'rijwiel'. | In de spreektaal heeft men het haast nooit over een 'rijwiel'. |
I'd just go ahead and buy that coat. | Ik zou die mantel maar eens kopen. |
I'm just going to give her a call. | Ik ga haar even bellen. |
You do know her phone number, don't you? | Je weet toch haar telefoonnummer? |
In my opinion that is entirely correct. | Dat is m.i. geheel juist. |
I think that's entirely right. | Dat is volgens mij helemaal juist. |
She heard what you said all right, but she still didn't understand it. | Zij hoorde wel wat je zei, maar ze begreep het toch niet. |
The expression 'des avonds' instead of 's avonds' is used from time to time in very official language. | De uitdrukking 'des avonds' i.p.v. "s avonds' gebruikt men weleens in zeer officiële taal. |
My friend called me up yesterday and invitee me to spend an evening with hirn. | Mijn vriend belde mij gisteren op en nodigde mij uit een avond bij hem door te brengen. |
'Shall bring my wife along?, I asked. O.K. | Zal ik mijn vrouw meebrengen?' Afgesproken! |
I suggest the following: | Ik stel het volgende voor: |
You go along with us to my brother's in Middelburg to wish him a happy birthday. | jullie gaan met ons mee naar mijn broer in Middelburg om hem te feliciteren met zijn verjaardag. |
His birthday is on Monday. | Hij is maandag jarig. |
'We’ll have to take along our raincoats,' said my wife. | 'Wij moeten onze regenjassen meenemen', zei mijn vrouw. |
We took the train to Dordrecht. | Wij namen de trein naar Dordrecht. |
'But we’ll have to change in Rotterdam', I remarked. | 'Maar wij moeten in Rotterdam overstap– pen', merkte ik op. |
An hour later we arrived at our friend's place in Zeeland. | Een uur later kwamen we bij onze vriend in Zeeland aan. |
'Do come in!' he said. | 'Kom toch binnen!' zei hij. |
We sat in the living room talking a while. | Wij zaten even in de woonkamer te praten. |
He offered us a cup of tea. | Hij bood ons een kopje thee aan. |
I have just called up my brother, he said, 'we can visit him right away'. | 'Ik heb mijn broer net opgebeld', zei hij, 'wij kunnen hem direct opzoeken'. |
We left and arrived a few minutes later at his brother's. | Wij gingen weg en kwamen een paar minuten later bij zijn broer aan. |
It was a pleasant evening. | Het was een gezellige avond. |
We had brought a flew presents along. | Wij hadden wat cadeau's meegebracht. |
'We have to leave (we ought to go)!,’ said my wife finally. | 'Wij moeten weg!' zei mijn vrouw eindelijk. |
We can postpone that a little longer', I answered.’ | 'Dat kunnen we nog even uitstel– len', antwoordde ik. |
'But we have to get up early tomorrow'. | 'Maar wij moeten morgen vroeg opstaan'. |
'No, we won't get home so terribly late'. | 'Nee, wij komen niet zo erg laat thuis'. |
We spent another fifteen minutes at my friend's brother,. and then left. | Wij bleven nog een kwartier bij de broer van mijn vriend en gingen toen weg. |
We had no desire to leave yet. | Wij hadden nog geen zin om weg te gaan. |
'You must come back next year!' said our host. | 'Volgend jaar moeten jullie terugkomen!' zei onze gastheer. |
"That's a date' we said, and returned home. | 'Afgesproken!' zeiden wij en gingen naar huis terug. |
He came in the room and closed the door. | Hij kwamde kamer binnen en deed de deur dicht. |
She has had to clean the room. | Zij heeft de kamer moeten schoonmaken (schoon moeten maken). |
Just call me tomorrow, then you can make an appointment with me. | Bel me morgen even op, dan kun je een afspraak met me maken. |
'She was disappointed', he remarked. | Zij was teleurgesteld', merkte hij op. |
She hasn't put on her new gloves yet. | Zij heeft haar nieuwe handschoenen nog niet aangetrokken. |
We had to post pone our visit a bit. | Wij moesten ons bezoek even uitstellen. |
We have had to postpone our visit a bit. | Wij hebben ons bezoek even moeten uitstellen (even uit moeten stellen). |
He put on his shoes. | Hij trok zijn schoenen aan. |
He took off his raincoat. | Hij trok zijn regenjas uit. |
Did you put on your best raincoat? | Heb je je beste regenjas aangetrokken? |
We take the train to Rotterdam, change in Delft, and spend the day with my friend in Rijswijk. | Wij nemen de trein naar Rotterdam, stappen in Delft over, en brengen de dag bij vrienden in Rijswijk door. |
We called him up and congratulated him. | Wij belden hem op en wensten hem geluk. |
Since 1945 Rotterdam has undergone many changes. | Sinds negentienhonderd vijfenveertig heeft Rotterdam veel veranderingen ondergaan. |
In the train we sat talking. (2) | In de trein zaten we te praten. In de trein hebben we zitten praten. |
We got up early and left, because we had a date to visit Mrs. Verbruggen. | Wij stonden vroeg op en gingen weg, want we hadden een afspraak om mevrouw Verbruggen op te zoeken. |
I lost my coat. | Ik ben mijn jas kwijt. |
I finally got rid of that old coat. | Eindelijk ben ik die oude jas kwijtgeraakt. |
He asked whether I was perhaps interested in music. | Hij vroeg of ik soms belangstelling had voor muziek. |
Did you know that a friend of yours had called up today? | Wist u dat een kennis van u vandaag opgebeld had? |
He was talking about (he mentioned) a new car. | Hij had het over een nieuwe auto. |
The mirror that has always hung there on the wall fell yesterday. | De spiegel, die altijd daar aan de wand heeft gehangen, is gisteren gevallen. |
Before Beatrix became queen, she was called Princess Beatrix. | Voordat Beatrix koningin werd heette zij prinses Beatrix. |
When he was at our place yesterday he made a date with us. | Toen hij gisteren bij ons was, maakte hij een afspraak met ons. |
She didn't say when she would bring it. | Zij zei niet wanneer zij het zou brengen. |
When we were talking about birthdays at coffee yesterday, I heard that yours is today. | Toen wij het gisteren bij de koffie over verjaardagen hadden, hoorde ik dat jij vandaag jarig bent. |
I’ll just ask whether this is the right train. | Ik zal even informeren of dit de goede trein is. |
That blue and red sign means that you may not park here. | Dat blauw–rode bord betekent dat je hier niet mag parkeren. |
Wouldn't it be nice if we took a trip to Antwerp sometime? | Zou het niet leuk zijn als we eens een tocht maakten naar Antwerpen? |
Yes, I think that's fine, at least if it isn't too expensive. | Ja, dat lijkt me wel leuk, als het tenminste niet te duur is. |
When he had said that to me, he immediately took his coat and went out the door. | Toen hij dat tegen me gezegd had, nam hij onmiddellijk zijn jas en ging de deur uit. |
He came, in spite of the fact that he had a cold. | Hij kwam, ondanks het feit dat hij verkouden was. |
I didn't bother to send you the catalogue, because you said that you did not want any second–hand books. | Ik heb u de catalogus maar niet toegestuurd, omdat u zei dat u geen tweedehands boeken wilde kopen. |
I think those saucers belong there in the cupboard. | Ik geloof dat die schoteltjes daar in de kast horen. |
Whose are they? They are Mrs. Roes's. (the saucers). | Van wie zijn ze? Zij zijn van mevrouw Roes. |
After they were gone we could finally go to bed. | Nadat zij weg waren, konden wij eindelijk naar bed gaan. |
De you know where I can find Henk? | Weet u waar ik Henk kan vinden? |
I'm sorry, but I don't know where he is. | Het spijt mij, maar ik weet niet waar hij is. |
Although I express myself fairly well in Dutch, I always have to watch out for mistakes. | Hoewel ik mij vrij goed in het Nederlands uitdruk, moet ik altijd oppassen om fouten te voorkomen. |
When she and her father are together, they talk without stopping. | Wanneer zij en haar vader samen zijn, praten ze aan één stuk door. |
They no doubt have a lot to tell each other. | Zij hebben elkaar wel veel te vertellen. |
When I read that story, I thought it was very good. | Toen ik dat verhaal las, vond ik het erg goed. |
I heard yesterday that you had made a trip to Antwerp. | Ik hoorde gisteren dat je een tocht naar Antwerpen had gemaakt. |
If I had just made more money, it wouldn't be necessary to buy a used car. | Als ik maar meer geld had verdiend zou het niet nodig zijn om een tweede–hands auto te kopen. |
When I came in, she got up and left. | Toen ik binnenkwam, stond zij op en ging weg. |
You're not allowed to park where you see a red and blue sign by the side of the street. | Je mag niet parkeren waar je een rood–blauw bord aan de kant van de straat ziet. |
They work without a break. | Zij werken aan één stuk door. |
I don't know how they can work so long without resting. | Ik weet niet hoe ze zo lang kunnen werken zonder te rusten. |
You don't know what I did with the dictionary? | Je weet niet wat ik met het woordenboek heb gedaan? |
You know, after all, it's always on the shelf. | Je weet toch dat het altijd op de bovenste plank staat. |
The city hall is very interesting, because it is very old. | Het stadhuis is erg interessant, omdat het heel oud is. |
He was talking about his new house. | Hij had het over zijn nieuwe huis. |
If you want to send a package to the U.S., you have to declare the contents at the post office. | Als u een pakje naar Amerika wilt sturen, moet u op het postkantoor de inhoud opgeven. |
I don’t believe I've made your acquaintance yet. | Ik geloof dat ik nog geen kennis met u gemaakt heb. |
In Holland you can get various kinds of cheese, but the two main kinds are Gouda and Edam. | In Holland kunt u verschillende soorten kaas krijgen, maar de twee hoofdsoorten zijn Goudse en Edammer. |
Your daughter is a secretary at a large office in Amsterdam, if I am not mistaken. | Uw dochter is secretaresse op een groot kantoor in Amsterdam, als ik me niet vergis. |
The children are making such an awful noise that I can't work any longer. | De kinderen maken zo'n ontzettend lawaai dat ik niet meer kan werken. |
Yes. I think that's annoying, too. | Ja, dat vind ik ook lastig. |
Shouldn't they actually be at school? | Moesten ze niet eigenlijk op school zijn? |
At the barbers, at least at the one in Haarlemmerstraat, you can get a haircut in a half hour. | Bij de kapper, tenminste bij die in de Haarlemmerstraat, kun je in een half uur je haar laten knippen. |
Are you going along the day after tomorrow to that exhibition of paintings in the museum? | Gaat u overmorgen mee naar die tentoonstelling van schilderijen in het museum? |
I think it would really be worth the trouble. | Volgens mij zou het wel de moeite waard zijn. |
It would certainly be nice, but I can't do it Monday because I have to be at the office during the day. | Het zou wel aardig zijn, maar ik kan maandag niet, want ik moet overdag op kantoor zijn. |
I'm sorry. | Het spijt mij. |
He is proud of the pictures he took when he was on vacation. | Hij is trots op de foto's die hij gemaakt heeft toen hij met vakantie was. |
And they are excellent, too. | En ze zijn ook uitstekend. |
I can well imagine that she finds her work as a secretary pleasant. | Ik kan me best voorstellen dat zij haar werk als secretaresse prettig vindt. |
According to her (she thinks) it is pleasant work. | Volgens haar is het prettig werk. |
The tablecloth you gave us when we married we're still using. | Het tafellaken dat u ons hebt gegeven toen wij trouwden gebruiken we nog steeds. |
You bought eight guilders and forty cents worth, you give me a ten and get one sixty back. | U heeft voor acht gulden veertig gekocht, u geeft mij een tientje, en krijgt dus één zestig terug. |
Will you tell me how you did it? | Wilt u me vertellen hoe u het gedaan hebt? |
She is married to a professor at the university of Groningen. | Zij is getrouwd met een professor aan de universiteit van Groningen. |
I didn't know she was married until she told me. | Ik wist niet dat ze getrouwd was totdat ze het me zei. |
If I'm not mistaken, you promised me yesterday that you would do it. | Als ik me niet vergis, beloofde je me gisteren dat je het zou doen. |
Do you know by any chance how long he has postponed his visit? | Weet u soms hoe lang hij zijn bezoek uitgesteld heeft? |
Are you aware of how long he has postponed his visit? | Weet u wel hoe lang hij zijn bezoek uitgesteld heeft? |
He told me what he did when all those people arrived. | Hij vertelde me wat hij deed toen al die mensen aankwamen. |
Company is (i.e. visitors are) coming this evening. | Er komt vanavond bezoek. |
We'll have to get around to buying some cups and saucers. | Wij moeten maar eens wat kopjes en schoteltjes kopen. |
There is a dish of apples on the table. | Er staat een schaal met appels op tafel. |
Do you want one of them? | Wilt u er soms één? |
No thank you, I have already had one of them. | Nee, dank u, ik heb er al een gehad. |
Thank you for all your help. | Dank je wel voor al je hulp. |
I did not even have to ask you for it. | Ik heb je er niet eens om hoeven te vragen. |
It looks as though we're going to get snow. – Great! | Het ziet er naar uit dat we sneeuw krijgen.– Prima! |
Do you think so? I'm dreading it. | – Vind je wel? Ik zie er tegenop. |
There was a fire yesterday. | Er is gisteren brand geweest. |
Did you read about it in the paper? | Hebt u erover in de krant gelezen? |
I'd eat some fruit if I were you. | Ik zou maar eens wat fruit eten. |
Or don't you like it? | Of houd je er niet van? |
If you don't like fruit, what do you like, then? | Als je niet van fruit houdt, waar houd je dan wel van? |
That is something we have heard a lot about. | Dat is iets waarover wij veel gehoord hebben. |
What do you think of it? I am against it. | Wat denk je ervan? Ik ben er tegen. |
I’ll have another cup of coffee, but after that I really have to leave. | Ik neem nog een kopje koffie, maar daarna moet ik echt weg. |
There is still a piece of paper left over. | Er is nog een stuk papier over. |
What shall we use it for? | Waar zullen we het voor gebruiken? |
Here is the book that I have now read twenty–two chapters of. | Hier is het boek waar ik nu tweeëntwintig hoofdstukken van heb gelezen. |
Do you only have one towel? | Heb je maar één handdoek? |
There are supposed to be two of them. (towels) | Er moeten er twee zijn. |
He took his bicycle, jumped on it, and rode away. | Hij nam zijn fiets, sprong erop, en reed weg. |
What does that make you think of? | Waaraan doet u dat programma denken? |
You're right, it would be nice to eat in a restaurant in town. | U hebt gelijk, het zou leuk zijn om in een restaurant in de stad te eten. |
I hadn't thought about that. | Daar had ik niet aan gedacht. |
You are reading today's paper. | U leest de krant van vandaag. |
Is there anything interesting in it? | Staat er iets interessants in? |
No, hardly anything has happened. | Nee, er is vrijwel niets gebeurd. |
There is nothing in here except a few things about the government. | Er staat hier niets in, behalve een paar dingen Over de regering. |
I can't say anything else about it because I don't know anything at all about it yet. | Ik kan er niets meer van zeggen, omdat ik er nog helemaal niets van weet. |
You must remember that it can be very dangerous. | Je moet erom denken, dat het erg gevaarlijk kan zijn. |
I am counting on the fact that you'll call (on your calling) me up tomorrow. | Ik reken erop, dat u mij morgen opbelt. |
Remember to bring the money along. | Denk erom, dat je het geld meebrengt. |
What kind of a man is he? | Wat voor een man is hij? |
I can't say anything about that. | Daar kan ik niets van zeggen. |
There used to be three trees in front of the house, but now only one of them is left. | Er stonden vroeger drie bomen voor het huis maar nu is er maar één over. |
What happened? | Wat is er gebeurd? |
It's no easy job, you mustn't laugh about it. | Het is geen makkelijke taak, je moet er niet om lachen. |
The weather looks marvelous today. | Het weer ziet er vandaag prachtig uit. |
When I opened the cupboard, three glasses fell out of it. | Toen ik de kast opendeed, vielen er drie glazen uit. |
There are always a lot of children playing in the park. | Er spelen altijd veel kinderen in het park. |
I found a little store on the corner and called him up. | Ik vond een winkeltje op de hoek en belde hem even op. |
A little ways past our house you can see where they're building. | Een eindje voorbij ons huis kunt u zien waar zij aan 't bouwen zijn. |
I only have a ten–guilder bill. | Ik heb alleen maar een briefje van tien gulden. |
You probably can't change that. Yes I can. | Dat kunt u zeker niet wisselen. Ja, toch wel. |
On that little table in the corner there is a box of teaspoons. | Op dat tafeltje in de hoek staat een doos met lepeltjes. |
We are taking a trip to one of the towns in the neighborhood | Wij maken een uitstapje naar een van de stadjes in de buurt. |
The cat has a little bell on so that the birds hear him (it). | De kat heeft een belletje om, zodat de vogels hem horen. |
A short time ago I could still hardly speak any Dutch. | Een tijdje geleden kon ik nog vrijwel geen Nederlands spreken. |
I talked very cautiously. | Ik praatte wel erg voorzichtigjes. |
The children are always crazy about sweets. | De kinderen zijn altijd dol op snoepjes. |
Shall we just take some pieces of cheese along? | Zullen we maar wat chocolaatjes meenemen? |
Every day we get a large bottle of milk and two small ones from the milkman. | Bij de melkboer nemen we dagelijks een grote fles en twee kleintjes. |
He has a very nice wife, but I still think she talks a little too much. | Hij heeft een heel aardig vrouwtje, maar toch vind ik dat ze een beetje teveel praat. |
We sat an hour or so in the sun, because it's been so cloudy this week. | Wij bleven een uurtje in het zonnetje zitten, omdat het van de week zo bewolkt is geweest. |
With our glass of 'limonade' they brought us a little dish of cookies. | Bij ons glaasje limonade hebben ze ons een schoteltje met koekjes gebracht. |
What kind of a thing is that? | Wat is dat voor een dingetje? |
For heavens sake, throw that dirty box away (get rid of that dirty box) immediately! | Doe dat vuile doosje nou toch onmiddellijk weg! |
Take another piece of cake! | Neem toch nog een stukje koek! |
I don't see a bit of it any more. | Ik zie daar geen spoortje meer van. |
Will you bring a roll of film along for me? | Wil je een filmpje voor me meebrengen? |
I'd like to take some pictures. | Ik wou wat foto's maken. |
We talked a moment about our trip. | Wij hadden het eventjes over ons uitstapje. |
The boys are playing soccer in the street with a little ball. | De jongens voetballen in de straat met een klein balletje. |
Do you want (to have) a bite to eat? | Willen jullie even een hapje eten? |
Or shall we just have lunch downtown? (in town). | Of zullen we maar in de stad gaan koffiedrin ken? |
I don't have any guilders, but I do have a pocketful of 'kwartjes' and 'dubbeltjes'. | Ik heb geen guldens, maar wel een zak vol kwartjes en dubbeltjes. |
In the cities many people speak a little (bit of) English, but in the villages they don't any English at all. | In de steden spreken veel mensen een woordje Engels, maar in de dorpjes spreken ze helemaal geen Engels. |
That book is not mine, but I'm going to read it anyhow. | Dat boek is niet van mij, maar ik ga het toch lezen. |
I have to buy a new comb and some razor blades. | Ik moet een nieuwe kam en wat scheermesjes kopen. |
After work we went to our café and had a drink. | Na het werk gingen we naar ons café en dronken een borreltje. |
On Saturday I have to take care of a couple of errands first. | Op zaterdaq moet ik eerst even een paar boodschapjes doen. |
He walks very carefully, with tiny little steps, as if he's afraid of falling. | Hij loopt heel voorzichtig, met hele kleine pasjes, alsof hij bang is om te vallen. |
As soon as this shower is over we can go on. | Zodra dit buitje over is kunnen we verder gaan. |
You'll have to come and visit our city sometime. | Je moet onze stad eens komen bezoeken. |
We really have a gem of a town tower! | We hebben echt een juweeltje van een stadhuistoren! |
That's an awfully expensive restaurant. | Dat is een ontzettend duur restaurant. |
In the evening there's a string ensemble I there. | Er speelt 's avonds een strijkje. |
You don't have to do it at all. It was just an idea. | Je hoeft het helemaal niet te doen. Het was maar een ideetje. |
Last week he was appointed leader of his political party. | Hij werd vorige week tot leider van zijn politieke partij benoemd. |
The party is being led by someone with great talent. | De partij wordt geleid door iemand met veel talent. |
The water is pumped by the mills out of the ditches and canals to the rivers. | Het water wordt door de molens uit de sloten en kanalen naar de rivieren gepompt. |
When the light had been turned out, the film was shown. | Toen het licht uitgedraaid was, werd de film vertoond. |
She was called to the telephone and didn't come back. | Zij werd aan de telefoon geroepen en kwam niet terug. |
Much more wine is drunk in France than here. | In Frankrijk wordt veel meer wijn gedronken dan hier. |
No French is spoken here. | Er wordt hier geen Frans gesproken. |
But German is spoken here. | Maar er wordt hier wel Duits gesproken. |
There is a knock at the door. | Er wordt aan de deur geklopt. |
Who is there (who is it)? | Wie is er? |
Big cars are not to be had here. | Grote auto's zijn hier niet te krijgen. |
There's no sense looking for them. | Het heeft geen zin om ze te zoeken. |
It’s true the letter is signed by Frits, but I see that it was written by Anna. | De brief is wel door Frits getekend, maar ik zie dat hij door Anna geschreven is. |
We will be picked up by our friends in Amsterdam. | Wij zullen in Amsterdam door onze vrienden afgehaald worden. |
Suddenly a lot of noise was heard, and immediately after that there was shouting outside. | Plotseling werd er veel lawaai gehoord, en onmiddellijk daarna werd er buiten geroepen. |
The whole matter has never been explained. | De hele zaak is nooit verklaard. |
A lot of milk is drunk in the U.S. | Er wordt in Amerika veel melk gedronken. |
Milk is not sold in bottles but in plastic. | De melk wordt niet in flessen maar in plastic verkocht. |
Every year a lot of automobile accidents happen on our highways. | Er gebeuren elk jaar veel auto–ongelukken op onze autowegen. |
In the Netherlands an awful lot of fruit is imported every year. | In Nederland wordt elk jaar ontzettend veel fruit geïmporteerd. |
Our visit to Brussels has to be postponed a bit. | Ons bezoek aan Brussel moet even uitgesteld worden. |
Brussels has a long history. | Brussel heeft een lange geschiedenis. |
The two people who were injured in the automobile accident were immediately taken to the hospital. | De twee mensen die bij het auto–ongeluk gewond werden zijn onmiddellijk naar het ziekenhuis gebracht. |
In Flanders (or: in Dutch–speaking Belgium) Flemish and Dutch books are read. | In Vlaanderen worden Vlaamse en Nederlandse boeken gelezen. |
The 'Afsluitdijk' was built between 1927 and 1932. | De Afsluitdijk werd tussen 1927 en 1932 gebouwd. |
It has an important function. | Hij heeft een belangrijke functie. |
In general people work hard in that factory. | Over 't algemeen wordt in die fabriek hard gewerkt. |
At the moment they are especially busy. | Zij hebben het op 't ogenblik bijzonder druk. |
He is still busily talking. | Hij is nog druk aan 't praten. |
This letter wasn't written by Kees. | Deze brief is niet door Kees geschreven. |
In the Netherlands many Flemish novels are read. | In Nederland worden veel Vlaamse romans gelezen. |
But the number has gone down in recent years. | Maar het aantal is de laatste jaren verminderd. |
After everybody had looked for my scarf, it was finally found in the drawer. | Nadat iedereen mijn sjaal gezocht had, werd hij eindelijk in de la gevonden. |
The water for many cities near the coast is pumped from the dunes. | Het water voor veel steden bij de kust wordt uit de duinen gepompt. |
Oranges must be imported from other countries. | Sinaasappels moeten uit andere landen worden geïmporteerd (geïmporteerd worden). |
In the IJsselmeer dikes are being built on a large scale. | In het IJsselmeer worden op grote schaal dijken gebouwd. |
A considerable number were built there. | Een aanzienlijk aantal worden er gebouwd. |
In general a trip like that can be made in a day and a half. | Over het algemeen kan zo'n reis in anderhalve dag worden gemaakt (gemaakt worden). |
Only Dutch is spoken here. | Hier wordt alleen Nederlands gesproken. |
No English is spoken here. | Er wordt hier geen Engels gesproken. |
At 11 a.m. people drink coffee in the Netherlands. | 's Morgens om elf uur drinkt men in Nederland koffie. |
If you take those letters to the mailbox this evening before 7:30, they will be delivered tomorrow morning at 11 a.m. | Als u die brieven vanavond voor half acht naar de brievenbus brengt, zullen ze morgenochtend om elf uur worden besteld. |
In the winter it usually gets dark here at five o'clock. | 's Winters wordt het hier gewoonlijk om vijf uur donker. |
We get our mail earlier than you do. | Wij krijgen onze post vroeger dan jullie. |
The mailman usually comes at about eleven o'clock in the morning. | De postbode komt gewoonlijk tegen elf uur 's morgens. |
I will pick you up tomorrow morning at twenty to ten. | Ik zal je morgenochtend om tien over half tien afhalen. |
The next train leaves at 12:21 and arrives in Eindhoven at about five past one. | De volgende trein vertrekt om negen voor half een, en komt om ongeveer vijf over een in Eindhoven aan. |
If you want to see a sea of cars, you ought 10 be in Amsterdam about five o'clock! | Als jeeen zee van auto's wilt zien, moet je om een uurofvijf in Amsterdam zijn! |
The film begins at quarter over the hour and is over in three quarters of an hour. | De film begint om kwart over het uur en is na drie kwartier afgelopen. |
She dialed the number, but it was busy. | Zij draaide het nummer, maar het was bezet. |
You got a call a quarter of an hour ago from your mother. | Je werd een kwartier geleden door je moeder gebeld. |
The train arrives at 2:40 at platform two. | De trein komt om tien over half drie aan het tweede perron aan. |
I would like to drop by for a minute this evening at about 7:30. | Ik zou graag vanavond om een uur of half acht even bij u langs komen. |
Would that by any chance be all right? Fine. | Zou dat soms schikken? Prachtig. |
We come home in the evening about 5:30, we eat at 6:30 and are finished at a quarter past seven. | Wij komen 's avonds om ongeveer half zes thuis, wij eten om half zeven en zijn klaar om kwart over zeven. |
And we don't go to bed until eleven o'clock. | En wij gaan pas om elf uur naar bed. |
So we'll see you (each other) again at 7:30, O.K.? So long! | Dus wij zien elkaar om half acht weer, afgesproken? Tot straks! |
I have to have my watch back this afternoon before 5:30. | Ik moet mijn horloge vanmiddag voor half zes terug hebben. |
Will you let me know when you have repaired it? | Wilt u me waarschuwen als u het gerepareerd hebt? |
She didn't stop swimming until four o'clock. | Zij hield pas om vier uur op met zwemmen. |
And this evening she wants to go on! | En vanavond wil zij ermee doorgaan! |
The traffic is very busy, because we came right in the rush hour. | Het verkeer is erg druk, want wij zijn net in het spitsuur gekomen. |
At five o'clock it is really dangerous in the big cities, because there are so many cars. | Om vijf uur is het werkelijk gevaarlijk in de grote steden, omdat er zoveel auto's zijn. |
We get up at 7:30, take the bus that leaves at 8:35, and arrive just before 9:00. | Wij staan om half acht op, nemen de bus die om vijf over half negen vertrekt, en komen even voor negen uur aan. |
If we miss that bus we have to wait, because the next one doesn't leave until ten to nine. | Als we die bus missen moeten we wachten, want de volgende vertrekt pas om tien voor negen. |
The window is closed around the noon hour. | Het loket is tussen de middag gesloten. |
It doesn't open again until around | Het is pas om een uur of één weer open. |
What time do you have? | Hoe laat heb je het? |
It is now twenty to two. | Het is nu tien over half twee. |
Oh, then my watch is slow. | 0, dan loopt mijn horloge achter. |
It's only a quarter after seven. | Het is pas kwart over zeven. |
That clock in the station is fast. | Die klok in de stationshal loopt voor. |
Let's go to the pub around five o'clock. | Laten we om een uur of vijf naar de kroeg gaan. |
The beer there is of excellent quality. | Het bier is er van uitstekende kwaliteit. |
The clock in the tower always says six o'clock. | De torenklok staat altijd op zes uur. |
Yes, but that clock dates from tenth century! | Ja, maar die klok dateert al uit de zestiende eeuw! |
The train is a half hour late. | De trein heeft een half uur vertraging. |
In this waiting room there's nothing but a coffee machine. | In deze wachtkamer is er alleen maar een koffiemachine. |
Let's have a cup of coffee in the station restaurant while we're waiting. | Laten we in de stationsrestauratie een kopje koffie nemen terwijl we wachten. |
The waiter will keep track of how many cups of coffee we've had. | De ober controleert wel hoeveel kopjes koffie we gehad hebben. |
At about four they went to the sidewalk café to enjoy the nice weather and the atmosphere. | Om een uur of vier gingen ze op het terras zitten om van het mooie weer en de rustige sfeer te genieten. |
And to watch the passers–by. | En om naar de voorbijgangers te kijken. |
At about nine–thirty there is an intermission of fifteen minutes (a quarter–hour intermission). | Om ongeveer half tien is er een pauze van een kwartier. |
I can already reed Dutch fairly well. | Ik kan al vrij goed Nederlands lezen. |
But when I talk, it’s not entirely understandable. | Maar als ik praat, is het niet helemaal ver staanbaar. |
Really? So it didn't turn out to be 100 hard (too much) tor you. | Heus? Dus het is je niet tegengevallen. |
We are trying to learn Dutch, but we don't know the language well yet. | Wij proberen Nederlands te leren, maar wij kennen de taal nog niet goed. |
The use of the words is sometimes very different from English. | Het gebruik van de woorden is wel eens heel anders dan in 't Engels. |
My brother, who is a teacher, has been at a school in Alkmaar since last year. | Mijn broer, die leraar is, zit sinds vorig jaar aan een school in Alkmaar. |
Who was that fellow you were talking to in front of the city hall? | Wie was die kerel met wie je voor het stadhuis stond te praten? |
His face looks familiar to me. | Zijn gezich komt me bekend voor. |
I saw him recently in Amsterdam. | Ik heb hem onlangs in Amsterdam gezien. |
Before we eat I usually sit in the living room for a bit and read my newspaper. | Voordat wij eten, zit ik gewoonlijk in de woonkamer even mijn krant te lezen. |
Would you care tor a sandwich? | Heb je soms zin in een boterham? |
And how! I'm hungry. | Nou, en of! Ik heb honger. |
She was talking about her children, I think. | Zij had het over haar kinderen, geloof ik. |
Next Sunday there is a special concert (a special concert is taking place) which I would very much like to attend. | Er vindt aanstaande zondag een bijzonder concert plaats, dat ik graag zo willen bijwonen. |
The train is chock–full, and all the scats are taken. | De trein is stampvol en alle plaatsen zijn bezet. |
At this hour of the day, that's incomprehensible. | Om dit uur is dat onbegrijpelijk. |
J think he's (a) boring (man), because he repeats everything he says. | Ik vind hem een vervelend iemand, want hij herhaalt alles wat hij zegt. |
I like bread and jam very much. | Ik houd erg veel van brood met jam. |
I think bread and jam are very good. | Ik vind brood met jam erg lekker. |
I'm simply crazy about it. | Ik be er eenvoudig dol op. |
May I bother you a moment? | Mag ik u even lastig vallen? |
I would like very much to ask a question. | Ik zou heel graag een vraag willen stellen. |
This is the only raincoat I own. | Dit is de enige regenjas die ik bezit. |
My father has seen a lot of the world, but I have never been abroad (out of the country). | Mijn vader heeft veel van de wereld gezien, maar ik ben nooit in het buitenland geweest. |
For breakfast, people in Holland usually eat bread and cheese. meat, or jam. | Bij het ontbijt eet men in Nederland gewoonlijk brood met kaas, vlees of jam. |
A few months ago I couldn't understand a word of Dutch, but recently it has become easier. | Een paar maanden geleden kon ik geen woord Nederlands verstaan, maar in de laatste tijd is het makkelijker geworden. |
A lot of grass grows (is growing) along the ditches. | Er groeit veel gras langs de sloten. |
With that blue sky today it’s a lovely scene. | Met die blauwe lucht vandaag is dat een mooi gezicht. |
Typical of the Dutch landscape are the ditches and the grass. | Typisch voor het Hollandse landschap zijn de sloten en het gras. |
We keep the salt and pepper in the cupboard. | Wij bewaren het zout en de peper in de kast. |
He has taken care of all that in one day? | Hij heeft dat alles in één dag voor elkaar gekregen? |
It's annoying when there's never a pencil to be found. | Het is vervelend als er nooit een potlood te vinden is. |
I have no objection to your sending the newspapers separately (I don't object if you send ...). | Ik heb er geen bezwaar tegen, als u de kranten apart wilt sturen. |
The newspapers must be sent abroad (out of the country). | De kranten moeten naar het buitenland worden gestuurd. |
We have to find out how much that costs. | We moeten nagaan hoeveel dat kost. |
How on earth do you manage in such a little apartment? | Hoe redden jullie dat toch in zo'n kleine flat? |
Oh, it isn't all that bad. | O, dat valt wel mee. |
The restaurant is crowded. | Het restaurant is stampvol. |
That's a little disappointing. | Dat valt een beetje tegen. |
A famous restaurant I always gets full around this hour. | Zo'n beroemd restau– rant raakt om dit uur altijd wel vol. |
I have to bother you a moment, because I don't know where the salt and pepper are. | Ik moet je even lastig vallen, omdat ik niet weet waar het zout en de peper zijn. |
What does that word 'bezet' mean? | Wat betekent dat woord 'bezet'? |
I can't remember (that). | Dat kan ik me niet herinneren. |
The façade is the front of a house. | De voorgevel is de voorkant van een huis. |
The façades of same old houses in the cities are especially pretty. | De voorgevels van sommige oude huizen in de steden zijn bijzonder mooi. |
If you need stamps and air letters I can get them for you, because I have to go to the post office anyhow. | Als u postzegels en luchtpostbladen nodig hebt, kan ik ze voor u halen, omdat ik toch naar het postkantoor moet. |
He made all kinds of remarks, but we simply didn't listen to him. | Hij maakte allerlei opmerkingen, maar wij hebben eenvoudig niet naar hem geluisterd. |
The police station is two blocks further, on the left side of the street. | Het politiebureau is twee straten verder, aan de linker kant van de straat. |
There is still a possibility that we'll be able to go to Scheveningen for the concert, but there are difficulties. | Er is nog een mogelijkheid dat we naar Scheveningen kunnen gaan laar het concert, maar er zijn moeilijkheden. |
I'm just going to another barber. | Ik ga maar naar een andere kapper. |
My barber cuts the sides too short and leaves the back too long. | Mijn kapper knipt de zijkanten te kort en laat de achterkant te lang. |
If you want to know what time it is while you're downtown, take a look at the clock on the city hall tower. | Als je wilt weten hoe laat het is terwijl je in de stad bent, kijk dan even naar de klok op de stadhuistoren. |
Fortunately it will not be necessary to ride there in the rain. | Gelukkig zal het niet nodig zijn om daar in de regen heen te rijden. |
We would like to live in the city (in town), but the only house we could find is in the country. | Wij zouden graag in de stad wonen, maar het enige huis dat we konden vinden staat op het platteland. |
You think dark blue doesn't look good on me (become me)? | Je vindt dat donkerblauw me niet goed staat? |
Oh yes, but you look much better in a lighter color. | Jawel, maar een lichtere kleur staat je veel beter. |
The cat is sitting motionless in front of the window. | De poes zit onbeweeglijk voor het raam. |
His motionlessness always makes me smile. | Zijn onbeweeglijkheid doet me altijd glimlachen. |
She works in the Ministry of Education, and he is an elementary–school teacher. | Zij werkt op het Ministerie van Onderwijs, en hij is onderwijzer. |
A few years ago she was a teacher too. | Een paar jaar geleden was zij ook onderwijzeres. |
He has always been stubborn. | Hij is altijd al koppig geweest. |
His stubbornness is a big disappointment to me. | Zijn koppigheid valt me erg tegen. |
That's one of his peculiarities (that's one of his little ways). | Dat is een van zijn hebbelijkheden. |
At the bus stop in front of the station you get in, and you have to get out at the fourth stop. | Bij de bushalte voor het station stap je in, en aan de vierde halte moet je uit– stappen. |
The capital of the Netherlands is Amsterdam, but the ministries are in The Hague and surroundings. (in and around The Hague). | De hoofdstad van Nederland is Amsterdam, maar de ministeries zijn in Den Haag en omgeving. |
Our house has a living room, dining room, kitchen, two bedrooms and a bath room. | Ons huis heeft een woonkamer, eetkamer, keuken, twee slaapkamers en een badkamer. |
There are three large windows in front, and a back door and two smaller windows in back. | Er zijn drie grote ramen aan de voorkant, en een achterdeur en twee kleinere ramen aan de achterkant. |
I wanted white or light gray paper, but they only had this light blue airmail paper with the envelopes. | Ik wilde wit of lichtgrijs papier, maar ze hadden alleen maar dit lichtblauwe briefpapier met de enveloppen. |
The dog is motionless, because he is asleep. | De hond is onbeweeglijk, want hij slaapt. |
She smiled when I said it was dangerous. | Zij glimlachte toen ik zei dat het gevaarlijk was. |
Yes, she is very self–assured. | Ja, zij is erg zelfverzekerd. |
It is absolutely necessary to keep your physical condition up to snuff. | Het is absoluut noodzakelijk om je lichamelijke conditie op peil te houden. |
When I've played sports for an afternoon, I feel nice and relaxed. | Als ik een middag aan sport gedaan heb, voel ik me lekker ontspannen. |
In Friesland our teacher did some 'fierljeppen '. | In Friesland heeft onze leraar aan 'fierljeppen' gedaan. |
He thought it was especially difficult. | Hij vond het uitzonderlijk moeilijk. |
The statue of William the Silent is in The Hague. | Het standbeeld van Willem de Zwijger staat in Den Haag. |
I really can't follow your train of thought. | Ik kan jouw gedachtengang echt niet volgen. |
Koop dan iets wat er op lijkt. | Then buy something close / looks like it /similar. |
waarom ligt er iets wat op hersenen lijkt in onze vuilnisbak? | why is there what looks like brains in our garbage can? |
iets wat er op lijkt. | one that looks exactly like / something similar |