click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Voorzetsels 14
Werkwoorden/uitdrukkingen met vast voorzetsel
Vraag | Antwoord |
---|---|
Ik ben er niet … overtuigd dat je gelijk hebt. | overtuigd zijn van |
Hij kan goed overweg … kinderen. | overweg kunnen met |
De Britten behaalden de overwinning … de Spanjaarden. | overwinning behalen op |
Die vader trekt altijd partij … de oudste zoon. | partij trekken voor |
Dat past niet … mij. | passen bij |
Wil jij … de kinderen passen ? | passen op |
Hij zat geweldig te pochen … zijn acteertalent. | pochen op (opscheppen over) |
De regering doet nog een poging … onderhandelen. | (een) poging doen tot |
Hij gaat er prat … dat hij niet rookt. | prat gaan op |
We praten graag … elkaar. | praten met iemand |
We praten … onze hobby’s. | praten over |
Proef eens … de soep! | proeven van |
De rijken profiteren … de armen. | profiteren van |
Ze protesteren … de nieuwe autostrade. | protesteren tegen |
Je mag drie keer raden … mijn leeftijd. | raden naar |
De socialisten willen niet raken … de werkloosheidsuitkering. | raken aan |
Hoe reageerde ze … het goede nieuws? | reageren op |
Ga vragen of je recht hebt … een uitkering. | recht hebben op |
De politieman redde de vrouw … de dood. | redden van |
Hoe zal hij zich … die situatie redden ? | zich redden uit |
Bij problemen kan je altijd … zijn hulp rekenen. | rekenen op |
Houd er rekening … dat hij nog een kind is. | rekening houden met |
Hij zal rekenschap moeten geven … al zijn daden. | (zich) rekenschap geven van |
Dat is niet relevant … ons onderzoek. | relevant zijn voor |
Hij heeft geen respect … zijn ouders. | respect hebben voor |