click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Voorzetsels 16
Werkwoorden/uitdrukkingen met vast voorzetsel
Vraag | Antwoord |
---|---|
Ik zal slagen … het examen. | slagen voor (test, examen) |
Hij is zeer slecht … wiskunde. | slecht zijn in |
Ik heb zo’n dorst ! Ik smacht … een glas water. | smachten naar |
De wijn smaakt … de kurk. | smaken naar |
De bedelaar smeekte me … hulp. | smeken om |
De strandexploitanten snakken … mooi zomerweer. | snakken naar |
Dit is te moeilijk, ik snap er niets …. | snappen van |
Ik ga solliciteren … / … de functie van programmeur. | solliciteren naar/voor |
Die wielrenner heeft zich gespecialiseerd … tijdrijden. | specialiseren in |
Het katje speelt … een bolletje wol. | spelen met |
Ik heb geen spijt … mijn beslissing. | spijt hebben van |
Je mag niet spotten … zijn rare gewoontes. | spotten met |
Kan ik … de dokter spreken? | spreken met |
Ze wil niet … haar problemen spreken. | spreken over |
De burgers verwachten dat politici in staat zijn … samenwerking. | in staat zijn tot |
Hij zat de hele avond … mij te staren. | staren naar |
Stem jij altijd … dezelfde partij? | stemmen op |
Ze stemmen morgen … de nieuwe wet. | stemmen over |
Hij is gestorven … een hartaanval. | sterven aan |
Waar… steunt jouw beslissing ? | steunen op |
De dronkaard is gestikt … zijn braaksel. | stikken in |
Hij stikt … het geld. | stikken van |
We staan even stil … dat tragische ongeluk. | stilstaan bij |
Hij is gisteren gestopt … roken. | stoppen met |
Wat stoort jou … dat programma ? | (zich) storen aan |