click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Heelkunde M1
Question | Answer |
---|---|
Wat is de aangewezen diagnostiek bij een aortaruptuur net distaal van de a. subclavia links/onder de clavicula? | CT-angio |
Wat is de beste manier om de verdenking op een geruptureerd AAA te bevestigen? | Echo |
De a. femoralis is een voortzetting van? | a. iliaca externa |
Waar loopt de v. splenica in over? | v. porta |
Wat is geen oorzaak van een aneurysma/aortadissectie/AAA? A. Hypertensie B. COPD C. Marfan D. Alcoholabuses | D. Alcoholabuses |
Een AAA ligt meestal craniaal van de aa. Renales? A. Juist B. Onjuist | Onjuist |
Welke van onderstaande symptomen past het meest bij een geruptureerd AAA? A. Pijn tussen de schouderbladen B. Rugpijn met uitstraling in een been C. Buikpijn D. Rugpijn met collaps | D. Rugpijn met collaps (buikpijn met shock kan ook) |
Een AAA moet geopereerd worden bij een diameter van meer dan? | 5 cm bij vrouwen en 5,5 cm bij mannen |
Een ruptuur van de aorta abdominalis bloedt meestal intraperitoneaal? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Wat is de meest voorkomende oorzaak voor veneuze insufficientie? A. Varicosis B. DVT C. Staand beroep D. Diabetes | B. DVT |
Welke uitspraak is juist? DVT: A. Ontstaat vooral na ingrepen in het kleine bekken B. Wordt uitgesloten door het gebruik van subcutane heparine C. Moet vaak behandeld worden met een cava-filter D. Kan goed met klinisch onderzoek worden uitgesloten. | A. Ontstaat vooral na ingrepen in het kleine bekken |
Een zittend beroep is een risicofactor voor DVT? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Maligniteit is een risicofactor voor DVT? A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Waar komen varices het meest vaak voor? A. Anteromediaal B. Anterolateraal C. Posteriomediaal D. Posteriolateraal | A. Anteromediaal bovenbeen (v. saphena magna), v. saphena parva geeft varices posteriolateraal in het onderbeen. |
Welk antwoord in ONJUIST? De kans op DVT wordt verhoogd door: A. Overvulling B. Maligniteit C. Hoge leeftijd D. Zwangerschap | A. Overvulling |
Ontstaan van veneuze insufficiƫntie na DVT: A. Weken B. Maanden C. Enkele jaren D. Tientallen jaren | C. Enkele jaren |
De terugstroom van bloed van de VSM en VSP wordt ondersteund door spierbewegingen? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
In tegenstelling tot arteriƫle claudicatio gaat neurogene claudicatio pas over als je gaat zitten. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (arteriele claudicatio klachten verminderen bij rust (Fontaine I/II), bij neurogene claudicatio werkt dit niet) |
Hoeveel kans heeft een claudicatio patiƫnt op een amputatie binnen 10 jaar? | Max. 5% |
Welke bewering is juist? Pijn bij arteriƫle claudicatio: A. Wordt erger bij inspanning B. Gaat vaak gepaard met nachtelijke krampen C. Leidt meestal tot verlies van een extremiteit D. Is zelden alleen met een anamnese goed te duiden | A. Wordt vaak erger bij inspanning |
Waarop kan een acute arteriƫle afsluiting van een been lijken? A. Erysipelas B. Verlamming C. Trombose been | B. Verlamming |
In welke arterie komen aneurysmata het minste voor? A. a. femoralis B. a. poplitea C. a. iliaca communis D. a. iliaca externa | D. a. iliaca externa |
Welk uit de aorta ontspringend bloedvat kruist de v. renalis sinistra? A. a. mesenterica superior B. a. mesenterica inferior C. truncus coeliacus | A. a. mesenterica superior (voorziet jejunum, ileum, colon ascendens en colon transversum) |
Bij een man van 59 jaar met DM wordt een ulcus op de mediale malleolus waarschijnlijk veroorzaakt door: A. Veneuze insufficiƫntie B. Arteriƫle insufficiƫntie | A. Veneuze insufficientie (arterieel geeft een ulcus aan de laterale zijde van het onderbeen of aan voorvoet/tenen) |
Een ulcus op de MTP wordt veroorzaakt door: A. Trauma B. Arterieel C. Veneus D. Neuropathie | D. Neuropathie (vaak bij DM) |
Controleren of een bypass goed open is wordt gedaan met: A. Echo-doppler B. Palpatie van de vaten C. MRangio | A. Echo-doppler |
Man heeft last van kramp tijdens het lopen, bij rust verdwijnt deze weer. Pulsaties a. femoralis zijn zwak. Wat is de beste behandeling? A. Revascularisatie B. Looptraining C. Statines | B. Looptraining (bij Fontaine I/II) |
Welke bewering is juist? Claudicatio intermittens: A. Dient met revascularisatie behandeld te worden B. Kan afdoende behandeld worden met statines C. Kan vaak behandeld worden met looptraining D. Wordt altijd door een arteriƫle obstructie veroorzaakt | C. Kan vaak behandeld worden met looptraining |
Patient met Fontaine II heeft last van het lopen na 100 meter. Wat nu? A. Conservatief B. Angiografie C. Operatie D. Looptraining | D. Looptraining |
Man heeft last van kramp tijdens het lopen, in rust neemt de pijn niet af. Pulsaties a. femoralis zijn zwak. Welk Fontaine stadium? | Fontaine III |
Welke klachten heeft iemand met Fontaine IV? A. Geen B. Claudicatio C. Necrose | C. Necrose |
Bij een afsluiting van de a. mesenterica superior treedt ischemie op van: | Jejunum, ileum, colon ascendens en colon transversum |
Waardoor wordt een a. mesenterica superior aflsuiting (trombose) meestal veroorzaakt? | Embolie van atriumfibrilleren (75%) |
Complicaties na een a. carotis operatie hangen vooral af van? A. Stenose B. Inhechten patch C. Lokale anesthesie D. Cardiovasculair lijden voor de operatie | D. Cardiovasculair lijden voor de operatie |
Wat is de meest voorkomende oorzaak van oedeem in de enkels? A. Hartfalen B. Veneuze insufficiƫntie | B. Veneuze insufficiƫntie |
Nachtelijke kramp in de kuiten is een .... probleem? A. Arterieel B. Veneus | B. Veneus |
Maakt de v. saphena magna deel uit van het diep veneuze systeem? A. Ja B. Nee | B. Nee (samen met v. saphena parva is dit het oppervlakkige systeem) |
Wat is de volgorde van ontspringen uit de aorta? | Truncus coeliacus, a. mesenterica superior, aa. renales, a. mesenterica inferior |
Welk symptoom past niet bij een acute arteriƫle afsluiting? A. Pallor B. Paresthesia C. Pyrexia (koorts) D. Paralysis | C. Pyrexia (denk aan de 5 P's: pain, pallor, pulselessness, paresthesia, paralysis) |
Wat geeft meer klachten bij een acute arteriƫle afsluiting? A. Trombus B. Embolie C. Geen verschil | B. Embolie (meer plotseling dan trombus --> nog geen collateralen gevormd, waardoor meer ischemie en meer pijn) |
Welk percentage van AAA's kunnen endovasculair behandeld worden? | 50% |
Wat is de beste beeldvorming bij een AAA? A. Echo B. CT angio C. MR angio | A. Echo (in acute situatie, anders kan CT angio gedaan worden) |
Eerste keus onderzoek om een a. carotis stenose te diagnosticeren is een carotis angiografie? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (echo, CT angio of MR angio) |
De cerebrale bloedstroom neemt kritisch af als een stenose in de a. carotis het lumen vernauwt met meer dan: A. 40% B. 55% C. 70% D. 85% | C. 70% |
De INR is 4. Hoe moet dit omlaag gebracht worden? A. Novoseven infuus B. Vitamine K infuus C. Protrombine complex | B. Vitamine K infuus (Protrombine complex is voor acute behandeling) |
Welk van onderstaande bloedvaten is het meest gevoelig voor occlusie? A. tr. Coeliacus B. a. mesenterica superior C. a. mesenterica inferior | B. a. mesenterica superior |
Wat is de meest voorkomende plaats van een perifeer aneurysma? | a. poplitea |
Na een doorgemaakte DVT ontwikkelt (onbehandeld) 25% van de patiƫnten na 5 jaar een posttrombotisch syndroom (PTS). A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
De dunne darm wordt van bloed voorzien door: | a. mesenterica superior |
De familie anamnese voor een aneurysma is positief. Wat behoort niet tot de DD? A. Hypertensie B. Syndroom van Marfan C. Atherosclerose D. Angina pectoris E. Ehlers Danlos syndroom | D. Angina pectoris (factoren van invloed zijn: atherosclerose (A, roken, copd), bindweefselziekten (B & E) en familiair voorkomen) |
Een aortadissectie type A wordt behandeld met: A. Anti-hypertensiva B. Chirurgie C. Expectatief | B. Chirurgie (type B is primair medicamenteus door lager risico op pericardruptuur, harttamponade of aortaklepinsufficientie) |
Welke stollingsfactoren zijn afhankelijk van vitamine K? A. II, VII, IX, X B. II, V, IX, X C. IV, V, X, XII | A. II, VII, IX, X |
De test van Buerger is een test voor: A. Arteriƫle insufficiƫntie B. Veneuze insufficiƫntie | A. Arteriƫle insufficiƫntie (been optillen tot wanneer dit bleek wordt, dan naast het bed hangen --> langzamer roze) |
Wat past bij arteriƫle insufficiƫntie? A. Bij optillen van de voet wordt deze wit, bij afhangen rood B. Afhangen van de voet is pijnlijk C. Bij afhangen van de voet wordt deze wit | A. Bij optillen van de voet wordt deze wit, bij afhangen rood (bij afhangen betere perfusie door zwaartekracht) |
Een patient komt met erectieklachten en heeft geen pulsaties in zijn liezen. Welk syndroom past hierbij? A. Leriche B. Fontaine (classificatie van claudicatio intermittens) C. Courvoisier (palpabele galblaas bij pancreaskoptumor) | A. Leriche (aortoilliac occlusive disease) |
Wat is GEEN risicofactor voor het optreden van DVT en longembolie? A. Leeftijd B. Zwangerschap C. Hypertensie D. Kanker E. ProteĆÆne-C deficiĆ«ntie | C. Hypertensie |
De luidheid van een carotissoufle zegt iets over de grootte van stenose? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Wat is geen grampositieve bacterie? A. E. Coli B. Clostridium C. Listeria D. Stafylokok | A. E. Coli (gonokokken en meningokokken (Klebsiella, Proteus, Enterobacter, Yersinia, Shigella, Salmonella, H. Influenzae, Pseudomonas aeruginosa) zijn gramnegatief) |
Tot de grampositieve bacterien worden gerekend: A. E. Coli B. Stafylokokken C. Streptokokken D. Salmonella | B. Stafylokokken en C. Streptokokken |
Wat is de beste behandeling voor een Stafylokokken infectie? A. Vancomycine B. Flucloxacilline C. Floxmethylpenicilline | B. Flucloxacilline (vancomycine is laatste keus ivm resistentie, vooral bij MRSA gebruiken) |
Wat wordt niet veroorzaakt door S. Aureus? A. Furunkel (steenpuist) B. Karbunkel (groepje verbonden furunkels) C. Erysipelas (wondroos) D. Impetigo (krentenbaard) | C. Erysipelas (kan ook door S. Aureus veroorzaakt worden, maar soms) |
Wat hoort niet bij de eerste fase van wondgenezing? A. Contractie wond B. Herstructurering C. Invasie van mestcellen/macrofagen | B. Herstructurering (Fase 1: inflammatoire-, debridiments- of ontstekingsfase. Vasodilatatie, waardoor verhoogde perfusie. Permeabiliteitsveranderingen, waarbij ontstekingsexudaat vrijkomt. Chemotaxis, macrofagen fagocyteren.) |
Bij een punctie uit een abces vind je welke soort cellen? A. B-cellen B. Macrofagen C. Lymfocyten D. Granulocyten E. Neutrofielen | B. Macrofagen (zorgen voor fagocytose) |
Erysipelas bij Streptococcus Pyogenes? A. Juist B. Onjuist | A. Juist (net als cellulitis) |
Welke bacterie is niet gevoelig voor penicilline? A. Grampositief B. Gramnegatief | B. Gramnegatief |
Tot welke groep antibiotica horen Gentamycine en Tobramycine? A. Betalactamantibiotica B. Aminoglycosiden C. Chinolonen | B. Aminoglycosiden |
Welk type bacterie heeft een membraan dat primair bestaat uit lipopolysaccharide (LPS)? A. Grampositief B. Gramnegatief | B. Gramnegatief |
Wanneer u instrumentaria wilt ontsmetten tegen sporen, welke methode moet u dan toepassen? A. Sterilisatie B. Desinfectie (alcohol, waterstof peroxide, formaldehyde of chloor) C. Antisepsis | A. Sterilisatie (desinfectie is tegen alles behalve sporen, antisepsis is om het aantal microben te verminderen. Sporen worden NOOIT door gramnegatieve bacteriƫn gevormd) |
Een vrouw van 32 heeft waterige/bloederige diarree. Er wordt Clostridium difficile toxine aangetoond. Op welke wijze is pseudomembraneuze colitis opgelopen? A. Contact met peuters op werk B. Besmet water gedronken C. Slikken van ceftazidim tegen UWI | C. Slikken van ceftazidim tegen UWI (vrijwel elk antibioticum kan dit veroorzaken doordat er overgroei van Clostridium difficile in de darm ontstaat, wat ernstige gevolgen kan hebben) |
Welke bacterie kan impetigo (krentenbaard) veroorzaken? A. Stafylococcus Aureus B. Streptococcus Pyogenes C. Beide D. Geen van beide | C. Beide (meestal S. Aureus) |
Welke bacterie wordt gekweekt bij secundaire peritonitis? A. Pseudomonas B. Enterokok C. Bacteroides D. Enterobacter | B. Enterokok (secundaire peritonitis ontstaat door ontsteking, perforatie of ischemie van een abdominaal orgaan, kan post-OK. Verder worden E. Coli of Bacteriodes Fragilis gekweekt. Post-OK meestal enterokok.) |
Kan een uit de groep B afkomstige hemolytische streptokok rheuma en glomerulonefritis als ernstige complicatie geven? A. Ja B. Nee | B. Nee (bij volwassenen: bacteriemie, pneumonie, bot en gewrichtsontstekingen en huid- en weke delen infecties) |
Een opgenomen vrouw van 50 jaar krijgt koorts bij een rode verheven begrensde wond ter hoogte van het onderbeen. Er is sprake van erysipelas. Wat is de behandeling? A. Benzylpenicilline B. Flucloxacilline | A. Benzylpenicilline (bij cellulitis wordt eerder flucloxacilline gegeven) |
Vrouw op CSO met een begrensde, pijnlijke, warm aanvoelende, iets verheven rode plek met een diameter van 15 cm. Wat is de behandeling? A. Conservatief B. Benzylpenicilline C. Flucloxacilline D. Ciproxine | B. Benzylpenicilline (bij cellulitis wordt eerder flucloxacilline gegeven, is in deze casus niet duidelijk) |
Wat is geen bijwerking van antibiotica? A. Ototoxiciteit B. Nefrotoxiciteit C. Pseudomembraneuze colitis D. Vitamine C deficiƫntie | D. Vitamine C deficiƫntie |
Welk kenmerk komt niet voor bij primaire wondgenezing? A. Wondcontractie B. Granulatie C. Neutrofielen emigratie | B. Granulatie (kenmerk van secundaire wondgenezing) |
Wat is wonddehiscentie? A. Uit elkaar gaan van de naden B. Infectie met streptococcen groep B | A. Uit elkaar gaan van de naden (uiteenwijken van de wondranden, als dit abdominaal gebeurt heet dit Platzbauch) |
Humorale immuniteit zorgt voor: A. Bescherming tegen bacteriƫn B. Neutraliseren van toxinen C. Voorkomen van (her)infectie van virussen D. Alle bovenstaanden | D. Alle bovenstaanden |
Bij welk percentage verbranding van de huid is er een grote kans op hypovolemie? | 15% |
Bij verbranding kan de regel van 9 toegepast worden. Hoeveel bedraagt het percentage van een arm en een been? | 27% (been = 9+9, arm= 9) |
Wat is de behandeling bij een gele wond? A. Reinigen B. Debridement C. Beschermen | A. Reinigen (bij zwarte wond: debridement (necrose verwijderen), bij rode wond: beschermen) |
Bij een patient is een barstwond opgetreden, wat is de behandeling? A. Schoonspoelen, steriele gazen en verbinden B. Primair hechten en verbinden C. Debridement en approximerende hechtingen | C. Debridement en approximerende hechtingen (gekneusde wondranden door geweld, dood weefsel verwijderen) |
Bij welke temperatuur is er sprake van koorts? | 38 graden (verhoging bij 37.7) |
Een patient met een temp van 38,5, ademfrequentie van 30/min, een pols van 70/min en leuko's 13.000/mm. Er is nog geen kweek afgenomen. Waar is sprake van? A. SIRS B. Sepsis C. Septische shock | A. SIRS (systemic inflammatory response syndrome, 2 van 4 criteria: - koorts of hypothermie - tachycardie >90 bpm - tachypnoe >20/min - leukocytose (>12.000) of leukopenie (<4.000).) |
Welk verband is het goedkoopst? A. Steriele gazen B. VAC systeem C. Schuimverband D. Alginaat | A. Steriele gazen |
Welk verband kan het meest absorberen? A. Zilververband B. Schuimverband C. Gelverband D. Hydrofiber | B. Schuimverband of hydrofiber (zilververband= bestrijden infectie, gelverband= beperkte opname, hydrofiber en schuimverband absorberen goed: niet duidelijk welke beter is) |
Welke factor vertraagt wondgenezing het meest? A. Rheumatoide artitis B. Overdosis vitamine C C. Hyperaemie D. Oudere leeftijd | A. Rheumatoide artritis (door gebruik corticosteroiden) |
Hoe moet een geinfecteerde wond behandeld worden? A. Openen en spoelen B. Echogeleide punctie C. CT geleide punctie | A. Openen en spoelen |
Welke bacterie loopt met het vaakst op in het ziekenhuis? A. Grampositief B. Gramnegatief C. MRSA D. Pseudomonas aeruginosa | B. Gramnegatief |
Aminoglycosiden werken niet voor: A. Anaerobe bacterien B. Gramnegatieve staven C. Grampositieve staven | A. Anaerobe bacterien |
Een patient heeft een wond die eerder gehecht is. Nu komt hij terug met een necrotische wond. Wat is dit voor wond? A. Zwart B. Geel C. Rood D. Bruin | A. Zwart |
Wat is er bij een zwarte barstwond? A. Infectie B. Necrose | B. Necrose |
Een jongen van 5 jaar krijgt kokend water over zijn borst heen. Er zijn blaren en ontvellingen te zien. De capillaire refill is ongestoord. Er is sprake van: A. Eerste graads B. Tweede graads C. Derde graads | B. Tweede graads |
Wat zorgt voor een diepere verbranding? A. Heet water B. Heet vet | A. Heet water |
Welk percentage krijgt een wondinfectie na een colonoperatie? | 12,7% (Gooszens, 10% in oude toetsvragen) |
Wat is het onderzoek van eerste keus bij een acute buik? A. blanco CT B. Echo C. X-BOZ D. MRI | B. Echo (CT moet MET contrast zijn) |
Wat is het onderzoek van eerste keus bij een geperforeerd ulcus pepticum? A. Gastroscopie B. Echo C. X-BOZ D. CT | C. X-BOZ (vrij lucht zichbaar, kan ook met CT) |
Wat is de meest voorkomende oorzaak van een dikke darm obstructie? A. Volvulus B. Diverticulitis C. Carcinoom | C. Carcinoom |
Wat is het beste onderzoek bij een verdenking op een gestranguleerde darm? A. Laparoscopie B. Echo C. X-BOZ D. CT | C. X-BOZ (eigenlijk laparotomie) |
Wat moet er gedaan worden bij een verdenking op strangulatie? A. CT B. Echodoppler C. Anamnese en LO D. Laparotomie | D. Laparotomie (strangulatie= chirurgische spoedindicatie) |
Wat wordt er gedaan bij een zwangere vrouw (16 wk) bij verdenking op een appendicitis accuta? A. CT B. Mediane laparoscopie C. Diagnostische laparoscopie D. Antibiotica | C. Diagnostische laparoscopie (zwangerschap in derde trimester is contra-indicatie laparoscopie) |
Hoe wordt een appendicitis veroorzaakt? A. Bacteriele overgroei B. Lumenobstructie C. Ontsteking | B. Lumenobstructie (door zwelling omgevend lymfoid weefsel of fecoliet (appendicoliet)) |
Wat is tenesmus? A. Gevoel van onvolledige defaecatie B. Bloed bij de ontlasting C. Slijm bij de ontlasting | A. Gevoel van onvolledige defaecatie (aandrang bij een leeg rectum) |
Waarbij bestaat er druk- en loslaatpijn? A. Viscerale pijn B. Parietale pijn | B. Parietale pijn |
Parietale pijn is beter lokaliseerbaar dan viscerale pijn? A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Waar straalt de pijn bij een pancreatitis naar uit? A. Linkeronderbuik B. Rug C. Rechter schouderblad D. Rechter onderbuik | B. Rug |
Na pancreatitis blijven vaak restverschijnselen zoals diabetes? A. Juist B. Onjusit | B. Onjuist |
Wat is het beleid bij vocht bij een necrotiserende pancreatitis? A. Antibiotica B. Drainage en necrose verwijderen | B. Drainage en necrose verwijderen |
Wat past er bij de volgende labuitslagen? Verhoogd gamma-GT, LDH, kreat en bili, verlaagde leuko's? A. Cholecystitis B. Levermetastasen C. Pancreastumor | C. Pancreastumor (geen ontsteking, maar wel cholestase: "stille icterus") |
Wat zijn verhoogde parameters bij cholestase? | Alkalisch fosfatase (en bilirubine) |
Wat zijn de meest voorkomende galstenen in de westerse wereld? A. Pigment B. Cholesterol C. Carbasalaatcalcium | B. Cholesterol (75% van de patienten) |
Wat is het aangewezen onderzoek bij verdenking op galstenen? A. Echo B. Serum AF C. Serum transaminase | A. Echo (echo heeft hoge sensibiliteit en specificiteit voor galstenen, lab veranderd pas bij cholestase) |
Bij een geincarcereerde breuk is de breukinhoud: A. Diep ischemisch B. Goed reponibel C. Niet reponibel D. Acuut beklemd | C. Niet reponibel (incarceratie betekent beklemming van een breuk, hernia incarcerata moet operatief behandeld worden) |
Een bloeding ter hoogte van het ligament van Treitz kan leiden tot: A. Haematemesis B. Melaena C. Beide | C. Beide (lig. van Treitz is de ophangspier van het duodenum) |
Wat wordt met het syndroom van Boerhaave bedoeld? A. Deegachtige huid, oesophagus stenose en vasculitis B. Drukgevoelige blaasregio door ontsteking C. Perforatie van slokdarm door braken D. Claudicatio door een infrarenale occlusie van de aorta | C. Perforatie van slokdarm door braken (Boerhaave is een spontane, atraumatische, complete slokdarm ruptuur, vaak na overmatig alcohol) |
Hoe heet de weefsellaag van de darmen met de bloed- en lymfevaten? A. Serosa B. Mesenterium C. Mesotheel D. Endotheel | B. Mesenterium |
Welk van onderstaande symptomen hoort niet bij diverticulitis? A. Helderrood bloedverlies per anum B. Overmatige flatulentie C. Pneumaturie D. Dikke darm obstructie | B. Overmatige flatulentie |
Waarbij heeft men het vaakst bloedverlies per anum zonder klachten? A. Volvulus B. Divertikels C. Carcinoom | C. Carcinoom (bij volvulus is er veel pijn en bloed bij divertikels pas bij gecompliceerde diverticulitis) |
Welk van onderstaande structuren loopt in het lieskanaal bij de vrouw? A. Nervus ilio-inguinalis B. Tuba uterina C. Ductus deferens D. Ligamentum falciforme | A. Nervus ilio-inguinalis |
Door welke structuur gaat een mediane laparotomie? A. Linea semilunaris B. Linea semicircularis C. Musculus rectus abdominis D. Linea alba | D. Linea alba |
Waar komt diverticulose het meest voor? A. Colon ascendens B. Colon sigmoideum C. Colon transversum D. Colon descendens | B. Colon sigmoideum (valse divertikels zijn herniaties van mucosa, submucosa en serosa) |
In welke leeftijdscategorie komt appendicitis het meest voor? A. 0-2 jaar B. 3-7 jaar C. 8-14 jaar D. 20-40 jaar | C. 8-14 jaar |
Wat is de voorkeursbehandeling bij een groot-abdominaal abces? A. Incisie en drainage via laparotomie B. Drainage via echogeleide punctie C. Bedrust in Fowlerse ligging en antibiotica | B. Drainage via echogeleide punctie |
Wat zijn de vier groepen van de Hinchey classificatie? | I: pericolisch abces of flegmone II: abces in pelvis III: gegeneraliseerde purulente peritonitis IV: gegeneraliseerde faecale peritonitis |
Wat zorgt voor een kloppende buikpijn? A. Appendicitis B. Ulcus ventriculi (maagzweer) C. Ziekte van Crohn D. Pancreatitis | A. Appendicitis |
Wat zorgt voor een borende buikpijn? A. Appendicitis B. Cholelithiasis C. Ulcus pepticum | C. Ulcus pepticum |
Wat past er niet bij een ulcus perforatie? A. Leverdemping B. Vagale prikkeling C. Druk- en loslaatpijn | A. Leverdemping (juist opgeheven door het ontstane pneumoperitoneum door vrij lucht) |
Bij een geperforeerd ulcus pepticum wordt een gastrocopie uitgevoerd om de diagnose te stellen: A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (gastroscopie is gecontra-indiceerd omdat hierbij lucht in de maag moet worden geblazen, terwijl dit in de buikholte terecht komt. Diagnose door X-BOZ) |
Welke kenmerken zie je WEL bij Crohn en NIET bij colitis ulcerosa? A. Stukken niet aangedane darm tussen andere stukken aangedane darm B. Orale ulcers (aften) C. Anorexie | A. Stukken niet aangedane darm tussen andere stukken aangedane darm |
Wanneer is een Hartmann procedure geindiceerd? A. Diverticulitis B. Invaginatie C. Volvulus | A. Diverticulitis (Hartmann: resectie rectosigmoid met eindstandig colostoma, kan ook bij coloncarcinoom geindiceerd zijn) |
Er is sprake van chemische peritonitis bij acute pancreatitis. Wat hoort daar niet bij? A. Defense musculaire B. Bewegingsdrang C. Pijn in de rug D. Braken | B. Bewegingsdrang (vooral bij koliekpijnen) |
Er is een pijnloze icterus en het teken van Courvoisier, wat is de diagnose? A. Galwegobstructie door carcinoom B. Hydrops van de galblaas | A. Galwegobstructie door carcinoom |
Welke structuren lopen door het ligament hepatoduodenale? A. Ductus choledochus B. Ductus choledochus, v. porta en a. hepatica C. Ductus pancreaticus, v. hepatica en a. hepatica | B. Ductus choledochus, v. porta en a. hepatica |
Welke graad zijn hemorrhoiden die uit het anale kanaal steken? A. I B. II C. III D. IV | C. III (geprolabeerd maar reponibel, bij graad IV niet meer reponibel) |
Waarbij ontstaat er GEEN verhoging van plasma amylase? A. Prostatitis B. Darmischemie C. Duodenum ulcus | A. Prostatitis (serum amylase verhoogd bij elke oorzaak van peritonitis) |
Waardoor worden veel perianale abcessen gevormd? A. Ontsteking kliertjes linea dentata B. Fissura ani C. Getromboseerde hemorrhoiden | A. Ontsteking kliertjes linea dentata |
Wat is de voorkeurshouding bij pancreatitis? A. Voorovergebogen B. Foetushouding | A. Voorovergebogen |
Waarbij komt veel pijn en bewegingsdrang voor? A. Darmischemie B. Acute cholangitis C. Pancreatitis D. Urolithiasis | D. Urolithiasis (bewegingsdrang door koliekpijn) |
Wat is de behandeling bij hemorrhoiden? A. Bananen eten B. Obstipatie vermijden C. Langdurig toiletbezoek | B. Obstipatie vermijden (kan door veel vocht en vezels, bananen werken obstiperend) |
De kans op doorsnijden van de ductus choledochus bij een cholecystectomie is het grootst bij: A. Laparotomie B. Laparoscopie | B. Laparoscopie |
Een 35-jarige man komt op de CSO met buikpijn met obstructie van de darm. Hij is nog nooit in het ziekenhuis geweest. Wat is er waarschijnlijk aan de hand? A. Adhesies B. Ileus C. Carcinoom D. Herniatie dunne darm | C. Carcinoom |
Wat is de meest voorkomende oorzaak van een dunne darm ileus? A. Strengen (bride) B. Hernia C. Tumor | A. Strengen (ten gevolge van postoperatieve adhesievorming) |
Wat geeft een zwelling in de lies? A. Bakersecyste B. Hernia inguinalis | B. Hernia inguinalis |
Bij een patiente is sprake van galsteenlijden. Welke uitspraak is ONJUIST? A. Ze moet afvallen tot er sprake is van een BMI <25 B. Galstenen worden bijna altijd gediagnosticeerd met echo C. Er bestaan frequente koliekpijnen in de rechterbovenbuik | A. Ze moet afvallen tot er sprake is van een BMI <25 (risicofactoren: Female, Fourty, Faty en Fertile) |
Welk deel van het duodenum bevindt zich intraperitoneaal? A. Pars superior B. Pars descendens C. Pars horizontalis D. Pars ascendens | A. Pars superior |
Vrouw met constante, ondraaglijke anale pijn. Ze heeft nog geen ontlastign gehad. Wat is er aan de hand? A. Fissuur B. Fistel C. Getrombotiseerd hemorrhoid | C. Getrombotiseerd hemorrhoid (fissuur: pijn tijdens defecatie, fistel: periodieke pijn, getrombotiseerd hemorrhoid: acute pijn) |
Rectumprolaps komt het minst vaak voor bij: A. Ouderen B. Jong volwassenen C. Kinderen | B. Jong volwassenen |
Een rode, pijnlijke zwelling in de bilspleet is het meest waarschijnlijk: | Sinus pilonidalis (haarnestcyste) |
Waar wordt een beginnende, acute pancreatitis door gekenmerkt? A. Bradycardie B. Opgeheven leverdemping C. Bewegingsdrang | C. Bewegingsdrang (kan door afsluiting ductus pancreaticus door een galsteen --> bewegingsdrang) |
Wat is de behandeling van een sigmoid volvulus? A. Aan buikwand bevestigen B. Tube inbrengen en desoufflatie | B. Tube inbrengen en desoufflatie (definitieve behandeling is een sigmoidresectie, anders meer dan 50% kans op een recidief) |
Wat is de behandeling bij een jong persoon met een acute cholecystitis? | Cholecystectomie (binnen 7 dagen, laparoscopisch binnen 4 dagen) |
Wat is verhoogd bij galstenen? A. Gamma-GT B. Alkalisch fosfatase C. LDH D. Amylase | B. Alkalisch fosfatase (en bili) |
Wat zijn de verschijnselen van pseudomembraneuze colitis? A. Laaggradige koorts en bloederige diarree B. Hooggradige koorts en bloederige diarree C. Laaggradige koorts en waterige diarree D. Hooggradige koorts en waterige diarree | C. Laaggradige koorts en waterige diarree (soms ook bloederige diarree) |
Wat is het Ogilvie syndroom? A. Volvulus B. Acute pseudoobstructie en dilatatie van het colon ascendens | B. Acute pseudoobstructie en dilatatie van het colon ascendens (passagebelemmering zonder anatomisch substraat) |
Wat is de meest voorkomende oorzaak van gastro-intestinale bloedingen? A. Colitis B. Ulcer lijden C. Slokdarmvarices | B. Ulcer lijden |
Welk van de volgende organen ligt NIET retroperitoneaal? A. Nieren B. Duodenum C. Bijnieren D. Appendix | D. Appendix |
De bijnieren liggen mediaal van de nieren. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (craniaal) |
De curvatura major ligt caudaal van het omentum. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (de curvatura major bevindt zich craniaal van het omentum majus, maar caudaal van het omentum minus) |
Wat is het diagnostische beleid bij een 63 jarige vrouw met verdenking op een volvulus? A. Barium coloninloopfoto B. X-BOZ | B. X-BOZ (lucht te zien in proximale darm) |
Een pasgeborene heeft niet ingedaalde testes, wanneer wordt dit behandeld? A. Binnen het 1e levensjaar B. Tussen 2e en 6e jaar C. Vlak voor de puberteit D. Vlak na de puberteit | A. Binnen het 1e levensjaar |
Komt appendicitis minder vaak voor bij zwangere vrouwen dan bij niet zwangere vrouwen? A. Ja B. Nee | A. Nee (even vaak) |
Bij welke soort hernia inguinalis is er eerder sprake van strangulatie? A. Direct B. Indirect | B. Indirect |
Wat is de minst voorkomende complicatie van diverticulitis? A. Bloeding B. Abces C. Fistel D. Perforatie | A. Bloeding |
Het teken van Grey Turner bij lichamelijk onderzoek, wat is de diagnose? | Pancreatitis (Grey Turner sign: hematomen in de flanken) |
Welke aandoening van de dikke darm komt het meest voor? A. Tumor B. Divertikel C. Volvulus | B. Divertikel |
Van welke stenose is er sprake bij gal in het braaksel? A. Duodenum B. Pylorus | A. Duodenum |
Wat vind je bij een patiƫnt met pylorushypertrofie? A. Projectiel braken B. Fecoid braken C. Gal braken | A. Projectiel braken |
Een oude vrouw zonder medische klachten slikt een knoop in, wat is het beleid? A. Starre oesofagusscoop B. Flexibele oesofagusscoop C. Afwachten | C. Afwachten (bij medische problemen door een corpus alienum wordt een starre scoop gebruikt, de flexibele scoop is vooral voor diagnostisering) |
Waar wordt nitroglycerinecreme bij gebruikt? A. Anale fistel B. Haemorrhoid C. Anale fissuur D. Abces | C. Anale fissuur (bij fistel/abces: drainage middels fistulotomie) |
Cullen's sign is teken van: A. Levercirrose B. Pancreatitis | B. Pancreatitis (ecchymose rond navel) |
Welke van de volgende factoren draagt het MINST bij aan het ontstaan van galstenen? A. Versnelde kristallisatie van cholesterol B. Onverzadiging van gal met cholesterol C. De aanwezigheid van een porseleingalblaas | C. De aanwezigheid van een porseleingalblaas (broze, kalkhoudende galblaaswand) |
Bij kolonisatie met Helicobacter Pylori ontwikkelt 70-90% van de patiƫnten een ulcus pepticum. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (5-20% krijgt een ulcus, als er een ulcus vastgesteld heeft 70-90% een H. Pylori) |
Wat behoort NIET tot de risicofactoren voor cholelithiasis? A. Vetzucht B. Vrouwelijk geslacht C. Gebruik van orale anticonceptiva D. Roken | D. Roken |
De kans op een acute appendicitis is: A. Hoger bij mannen B. Hoger bij vrouwen C. Gelijk voor mannen en vrouwen | A. Hoger bij mannen |
De meest voorkomende oorzaak van appendicitis komt door een corpus alienum in het darmlumen. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Bij een vermoeden van appendicitis maakt een rectaal toucher het lichamelijk onderzoek compleet. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Bij een patient met een verdenking op appendicitis wordt de buik opengemaakt en blijkt de appendix niet ontstoken. Toch verwijdert de chirurg deze. Is dit de juiste beslissing? A. Ja B. Nee | A. Ja |
Bij een patient met chronische buikklachten wordt tijdens laparoscopie afwijkende mucosa gevonden in het terminale ileum. Colitis ulcerosa is nu MEER waarschijnlijk dan Crohn. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Bij echografie wordt gebruik gemaakt van: A. Rontgenstraling B. Hoogfrequente geluidsgolven C. Vrije waterstof atomen D. Isotopen | B. Hoogfrequente geluidsgolven |
Is op een MRI bot wit van kleur? A. Ja B. Nee | B. Nee |
Bij welke aandoening is er sprake van cranberry ontlasting? A. Diverticulitis B. Invaginatie C. Volvulus | B. Invaginatie |
Wat is de beste behandeling van een rectumprolaps? | Chirurgische fixatie dmv een rectopexie |
Wat is de meest waarschijnlijke locatie van niet ingedaalde testes? A. Lieskanaal B. Subrenaal C. Peritoneaal | A. Lieskanaal |
Waar duidt het teken van Chvostek op? A. Hyponatriemie B. Hypokaliemie C. Hypocalciemie D. Hypofosfatemie | C. Hypocalciemie (tetanische spiercontracties (krampen) kunnen opgewekt worden door te tikken op de n. facialis op de wang vlak voor de uitwendige gehoorgang) |
Welke plexus bevindt zich in de submucosa van het spijsverteringskanaal? A. Plexus van Meissner B. Plexus van Auerbach C. Plexus van myentericus D. Autonome plexus | A. Plexus van Meissner (lagen van darm van binnen-buiten: mucosa - submucosa - muscularis - serosa. Plexus myentericus = plexus van Auerbach) |
Waar bevindt de appendix vermiformis zich in de meeste gevallen? A. In het kleine bekken B. Retrocoecaal C. Pre-ileaal D. Post-ileaal | B. Retrocoecaal |
Waarbij komt sfincter spasme voor? A. Anaal fissuur B. Fistel C. Hemorrhoid | A. Anaal fissuur (interne sfincter spasme) |
Patient van 8 maanden oud met soms aanvallen van buikpijn en ontlasting lijkend op rode bessen pudding. Wat is de diagnose? A. Pylorus hypertrofie B. Beklemde liesbreuk C. Invaginatie | C. Invaginatie |
Een kind van 1,5 jaar heeft sinds 5 uur aanvalsgewijze buikpijn met tussendoor klachtenvrije perioden. Hoe ziet zijn ontlasting er uit? A. Diarree met bloed B. Obstipatie C. Stopverf D. Drilpudding en bloed | D. Drilpudding en bloed (invaginatie) |
Welk orgaan ligt retroperitoneaal? A. Pancreas B. Coecum C. Ileum | A. Pancreas |
Een 45 jarige man presenteert zich met een pijnlijke, gevoelige, rode zwelling dichtbij de anale rand. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A. Hemorrhoiden B. Perianaal abces C. Ischiorectaal abces D. Supralevator abces | B. Perianaal abces (ischiorectaal komt vanuit de externe sfincter en supralevator zit intersfincterisch) |
Welk deel van het verteringsstelsel is gevoelig voor een volvulus? A. Duodenum B. Ileum C. Sigmoid D. Rectum | C. Sigmoid (vaak geassocieerd met een dolichocolon (lang colon)) |
Hoe is het onderscheid te maken tussen een pylorusstenose en een duodenumstenose? A. Bij een pylorusstenose bevat de vomitus geen gal B. Bij een duodenumstenose bevat de vomitus geen gal C. Er is geen onderscheid te maken | A. Bij een pylorusstenose bevat de vomitus geen gal |
Diverticulaire ziekte wordt gekenmerkt door: A. Hypertrofie van de spierwand van het colon B. Abnormale verdeling van elastinevezels tussen de spiervezels | B. Abnormale verdeling van elastinevezels tussen de spiervezels |
Bij welke electieve ingreep is er geen antibiotica profylaxe geindiceerd? A. Oesofagusresectie B. Correctie van een liesbreuk waarbij een kunststof matje wordt geplaatst C. Cholecystectomie | C. Cholecystectomie |
Ondervoeding door grote weefselschade wordt gekenmerkt door verschillende symptomen, welk van onderstaanden? A. Lymfocytose B. Verhoogde serum transferrine C. Gewichtsverlies (starvation) D. Stijging van het serum albumine | C. Gewichtsverlies (bij ondervoeding vind je: lage lymfocyten, laag serum albumine en laag serum transferrine) |
Een 52 jarige vrouw presenteert zich met misselijkheid, anorexie en epigastrische pijn welke verergerd bij voedselinname. Welk peptisch ulcus is het meest waarschijnlijk? A. Van oesofagus B. Van maag C. Van duodenum | B. Van maag (ulcus duodenum geeft hongerpijn en nachtelijke pijnen) |
Tijdens een coloscopie is het colon transversum te onderscheiden van het ascendens en descendens door? A. De driehoekige vorm van het colon transversum B. In het colon transversum zijn altijd faeces resten te zien | A. De driehoekige vorm van het colon transversum |
Wat veroorzaakt empyeem? A. Gastritis B. Cholecystitis C. Prostatitis D. Diverticulitis | B. Cholecystitis (kan empyeem in de galblaas veroorzaken, in de pleuraholten wordt dit door pneumonie veroorzaakt) |
Bij een 7 jarig meisje met een zwelling net onder het ligamentum inguinale is de meest waarschijnlijke diagnose: A. Hernia inguinale B. Opgezette lymfeklier | B. Opgezette lymfeklier (zou nog een hernia femoralis kunnen zijn) |
Hoeveel mictie moet een patient post-operatief hebben? A. 0,1 ml/kg/uur B. o,5 ml/kg/uur C. 1,5 ml/kg/uur D. 1,8 ml/kg/uur | B. o,5 ml/kg/uur |
Waar komt fistelvorming bij voor? A. Crohn B. Colitis ulcerosa C. Diverticulose | A. Crohn |
Wat is het minst waarschijnlijk bij een lage darmobstructie? A. Obstipatie B. Pijn C. Braken D. Opgezette buik | C. Braken |
Welk orgaan is het vaakst aangedaan bij stomp buikletsel? A. Lever B. Nieren C. Milt D. Pancreas | C. Milt |
Waar duidt pijn in het hypochondrium op? A. Pancreatitis B. Cholecystitis C. Cystitis | B. Cholecystitis (kan ook geperforeerd maagulcus zijn, maar meer epigastrisch) |
Invaginatie heeftr bij een jong kind vaak een virale oorzaak. A. Juist B. Onjuist | A. Juist (lymfeklieren naast darm zwellen op door viraalinfect, waardoor de darm denkt dat dit faeces is wat naar buiten moet) |
Wat is de meest voorkomende plaats van een hernia inguinalis bij oudere mannen? A. Annulus internus B. Achterwand C. Lacuna vasorum | B. Achterwand (hernia medialis/direct, lacuna vasorum = hernia femoralis, annulus internus = hernia lateralis/indirect) |
Een 72 jarige man met obstipatie in de VG komt op de CSO met geleidelijk begonnen, continue buikpijn linksonder. Temp 38,2 met pijnlijke percussie/palpatie. Wat is de diagnose? A. Acute diverticulitis B. Symptomatisch aneurysma C. Acute appendicitis | A. Acute diverticulitis |
Een 53 jarige man heeft sinds een jaar chronische bovenbuikpijn uitstralend naar de rug, welke steeds heviger wordt. Hij is bekend met alcoholabuses. Wat is de diagnose? A. Ulcus ventriculi B. Chronische pancreatitis C. Cholecystolithiasis | B. Chronische pancreatitis |
Welke liesbreuk komt vaker voor bij vrouwen? A. Hernia inguinalis lateralis B. Hernia inguinalis medialis C. Hernia femoralis | C. Hernia femoralis |
Wanneer braakt een patient met appendicitis? A. In aansluiting op het ontstaan van pijn B. Voorafgaand aan de pijnklachten | A. In aansluiting op het ontstaan van pijn |
Welke stelling over pylorushypertrofie is JUIST? A. Afwijking komt altijd tot uiting op de leeftijd tussen 2 en 3 maanden oud B. Er is sprake van gallig braken C. Komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes D. Er is geen sprake van oesofagitis | C. Komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes (4:1) |
Wat is de behandeling bij een asymptomatisch littekenbreuk van de buikwand bij een oudere persoon? A. Expectatief beleid B. Opereren C. Breukband | A. Expectatief beleid (bij een symptomatische breuk meestal een breukband) |
Wat is de definitie van strangulatie? | Obstructie met afklemming van de bloedtoevoer. |
Wat is de kans op een reciedief postoperatieve littekenbreuk? | 70% |
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van buikpijn in het rechter hypochondrium? A. Cholecystitis B. Diverticulitis C. Pancreatitis D. Gastritis | A. Cholecystitis |
Wat is het juiste onderzoek bij een malrotatie/volvulus? A. CT met contrast B. X-BOZ C. CT-blanco D. Echo | B. X-BOZ |
Waar komt de laterale rectummusculatuur op uit? A. Musculus piramidalis B. Linea alba C. Linea semilunaris (spigeli) D. Circularis | C. Linea semilunaris (spigeli) |
Een patient is gediagnosticeerd met een rectumcarcinoom Dukes C, wat is de 5 jaars overleving? | 50-70% (Dukes A: >90%, Dukes B: 70-90%, Dukes C: 50-70%, Dukes D: 30-50%) |
Wat is GEEN indicatie voor behandeling met immuunmodulerende BCG? A. Longcarcinoom B. Niercelcarcinoom C. Blaascarcinoom | A. Longcarcinoom (BCG bevat verzwakt Mycobacerium bavis voor actieven immunisatie tegen TBC, ook kan dit gebruikt worden bij urotheelcelcarcinomen) |
Welke vorm van kanker komt het meeste voor bij kinderen? A. Hersen B. Lymfeklier C. Leukemie | C. Leukemie |
Bij welke tumoren wordt regionale perfusie met chemo toegepast? A. Osteosarcoom B. Colorectaalcarcinoom C. Mammacarcinoom D. Niercelcarcinoom | A. Osteosarcoom (vooral bij tumoren in extremiteiten, zoals osteosarcoom, Ewingsarcoom en maligne fibreuze hystiocytoom) |
Bij welke ingreep hoef je geen rekening te houden met tumorspill? A. Incisiebiopt B. Excisiebiopt C. Dunne naald biopsie D. Dikke naald biopsie | C. Dunne naald biopsie (het is theoretisch mogelijk, maar uiterst zeldzaam dat er tumorspill plaatsvindt) |
Waarbij kan je geen histologisch onderzoek doen? A. Incisiebiopt B. Excisiebiopt C. Dunne naald biopsie D. Dikke naald biopsie | C. Dunne naald biopsie (cytologisch onderzoek) |
Er is een vergrote lymfeklier midjugulair in de hals, proximaal van de m. sternocleidomastoideus. Waar zit de tumor? A. Nasofarynx B. Lip C. Schildklier | C. Schildklier (level 3; midjugulair) |
Wat is brachytherapie? A. Uitwendige bestraling B. Inwendige bestraling | B. Inwendige bestraling |
Wat is een korte termijn complicatie bij radiotherapie? A. Demyelinisatie B. Teleangiectasien C. Desquamatie D. Xerostomie | C. Desquamatie |
Wat is de aangewezen vorm van beeldvormend onderzoek bij verdenking op lymfemetastasen? A. PET B. CT C. MRI | A. PET |
Hoeveel kans heeft een man gedurende zijn leven om kanker te ontwikkelen? A. 20% B. 30% C. 40% | C. 40% (bij vrouwen is dit ongeveer 35%) |
Bij welk van de volgende typen kanker is metastasering het meest efficient? A. Coloncarcinoom B. Sarcoom C. Longcarcinoom | C. Longcarcinoom |
Het baarmoederuitstrijkje is een voorbeeld van: A. Excisiebiopt B. Cytologische punctie C. Exfoliatieve cytologie | C. Exfoliatieve cytologie |
Metastasen in het bot worden vaak pas zichtbaar als ten minste 40% van de kalk ter plaatse is verdwenen. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Welke manier van biopteren geeft de meeste kans op tumorspill? A. Excisie biopt B. Incisie biopt C. Dunne naald biopsie | B. Incisie biopt |
Mondzorg bij bestraling in het hoofd-hals gebied is een vorm van: A. Palliatieve behandeling B. Palliatieve zorg C. Ondersteunende behandeling | C. Ondersteunende behandeling |
Onder een en-bloc excisie wordt het verwijderen van de primaire tumor en het regionale lymfeklierbed verstaan. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Hoeveel klierstations zitten er voor de sentinel node? A. 1 B. 2 C. 3 D. 4 | A. 1 |
Bestraling is een goede behandeling voor: A. Osteosarcoom B. Ewingsarcoom C. Fibrosarcoom D. Chondrosarcoom | B. Ewingsarcoom (Ewing: gevoelig voor radio- en chemotherapie, osteosarcoom: gevoelig voor chemo, fibrosarcoom: matig gevoelig voor chemo, chondrosarcoom: ongevoelig voor radio- en chemotherapie) |
Welke uitspraak past het MINST bij tumorspill? A. Het kan tot ver in de omgeving optreden B. Het kan optreden in de directe omgeving van de behandeling C. Het ontstaat frequent na een dunne-naald biopsie D. Het kan spontaan optreden | C. Het ontstaat frequent na een dunne-naald biopsie |
Wat is het basisprincipe van brachytherapie? A. Volume-effect B. Dosis-effect C. Fractionering D. Tumor-volume relatie | A. Volume-effect (als omringend weefsel tolerant is, kan er een groter volume op 1 plaats gegeven worden) |
Hematogene metastasen gaan verder dan lymfogene metastasen. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Waar zitten hematogene metastasen bij mammacarcinoom het vaakst? A. Hersenen B. Huid C. Longen D. Skelet | D. Skelet |
Wat is geen voorkeursplaats voor hematogene metastasen van mammacarcinoom? A. Skelet B. Lever C. Longen D. Hersenen | D. Hersenen (metastaseert vooral naar skelet en lever, minder naar longen en hersenen) |
Welk van onderstaande factoren verhoogt het risico op mammacarcinoom? A. Vroege menopauze B. Late menarche C. Oudere leeftijd bij geboorte eerste kind D. Geven van borstvoeding | C. Oudere leeftijd bij geboorte eerste kind |
Hoe vaak en bij wie wordt er mammografie gedaan bij het bevolkingsonderzoek? A. 1 x per 2 jaar bij vrouwen >50 B. 1 x per 2 jaar bij vrouwen 50-75 C. 2 x per jaar bij vrouwen >50 D. 2 x per jaar bij vrouwen 50-75 | B. 1 x per 2 jaar bij vrouwen 50-75 |
Hoeveel nieuwe patienten met mammacarcinomen worden ieder jaar ongeveer gediagnosticeerd in Nederland? A. 1000 B. 4000 C. 7000 D. 11000 | D. 11000 |
Hoe hoog is het percentage patienten met een mammacarcinoom bij wie erfelijke factoren een rol spelen? A. 5-10% B. 15-20% C. 25-30% D. 35-40% | A. 5-10% |
Wat bepaalt de indicatie voor radiotherapie bij de postoperatieve behandeling van het weke delen sarcoom? A. Tumormarge ten opzichte van het circumferentiele snijvlak B. Histologische graad van tumor C. Grootte van tumor D. Lokalisatie van tumor | A. Tumormarge ten opzichte van het circumferentiele snijvlak (snijvlak moet vrij zijn van tumor) |
Wat is een blastoom? A. Tumor uitgaande van lymfoide cellen B. Tumor die lijkt op zich ontwikkelend weefsel C. Tumor uitgaande van kiemcellen | B. Tumor die lijkt op zich ontwikkelend weefsel |
Waarvan is peau d'orange het gevolg? A. Ulcerend mammacarcinoom B. Ductectasien in een mediaal kwadrant C. Geblokkeerde lymfedrainage D. Eczeem van de tepel | C. Geblokkeerde lymfedrainage (lymfangitis carcinomatosa) |
Stelling 1: adjuvant wordt NA de hoofdbehandeling gegeven. Stelling 2: neo-adjuvant wordt VOOR de hoofdbehandeling gegeven. A. Stelling 1 juist, 2 onjuist B. Stelling 1 onjuist, 2 juist C. Beide stellingen juist D. Beide stellingen onjuist | C. Beide stellingen juist |
Hoe kom je erachter of een tumor primair is of een metastase? A. Immunohystochemie B. DNA C. Microscopische morfologie | A. Immunohystochemie |
Welke maligniteit wordt veroorzaakt door alcohol? A. Maag B. Colon/rectum C. Hoofd-hals | C. Hoofd-hals |
Welke waarden worden gecontroleerd bij curatieve behandeling van non-seminoom testis carcinoom? A. CEA B. CA 125 C. AFP D. PSA | C. AFP (bij testiscarcinomen: LDH, beta-HCG en AFP) |
Een man wordt geopereerd aan een peniscarcinoom, waarbij een klierdissectie wordt uitgevoerd. Wat is dit voor behandeling? A. Watchfull waiting B. Electief C. Neo-adjuvant D. Adjuvant | B. Electief (uitvoeren van een operatie bij een aandoening die in de toekomst (levensbedreigende) complicaties kan veroorzaken, dus bijv. klinisch negatieve lymfeklieren verwijderen) |
Een vrouw heeft metastasen in haar longen, maar geen tumor in haar lever. Waar zit de primaire tumor het meest waarschijlijk? A. Rectum B. Maag C. Colon | A. Rectum (kan rechtstreeks op v. cava inferior draineren, in plaats van via het portale systeem) |
Bij diagnostiek van levermetastasen wordt naast echo ook CT gebruikt, welke? A. Zonder contrast B. Spiraal CT C. 3-fase CT D. 4-fase CT | B. Spiraal CT |
Wat is de meest voorkomende locatie van een pancreascarcinoom? A. Kop B. Staart | A. Kop |
Als gunstige tumortypen worden geselecteerd bij populatiescreening kan er een statische onnauwkeurigheid ontstaan: A. Lenght bias B. Lead time bias C. Selectiebias | C. Selectiebias(length bias: missen van snelgroeiende tumoren, bij lead time bias leven mensen langer met onbehandelbare ziekte) |
Uit een biopt van een maligne tumor komt de volgende bevinding: maligne tumor met goede prognose. Toch treedt er tumorgroei op, waarom? A. Tumorlysis B. Heterogeniteit C. Paraneoplastisch | B. Heterogeniteit (meerdere gradaties binnen een tumor, waardoor diversiteit in groeiprocessen maar ook in gevoeligheid voor behandelingen) |
Bij hoeveel % van de tumoren wordt de primaire tumor niet gevonden? A. 1-5% B. 10-15% C. 20-25% D. >25% | A. 1-5% |
Hoeveel procent van alle kankersoorten samen wordt bepaald door erfelijke aanleg? A. 1% B. 5% C. 10% D. 15% | B. 5% |
Wanneer een longcarcinoom doorgroeit in de pleuraholte is er sprake van tumorspill. A. Juist B. Onjuist | A. Juist (tumorspill is besmetting van de omgeving met tumorcellen, welke kunnen uitgroeien tot recidieftumoren) |
Hoeveel patienten met mammacarcinoom in Nederland is man? A. 1 op 10 patienten B. 1 op 100 patienten C. 1 op 150 patienten D. 1 op 200 patienten | C. 1 op 150 patienten |
Wat is de meest frequente lokalisatie van mammacarcinoom? A. Mediale onderkwadrant B. Laterale onderkwadrant C. Mediale bovenkwadrant D. Laterale bovenkwadrant | D. Laterale bovenkwadrant |
Kan er bij eczeem van de borst zonder palpabele tumor/lymfeklieren sprake zijn van M. Paget? A. Ja B. Nee | A. Ja |
Er is M. Paget, maar geen palpabele tumor/lymfeklieren. Is een adenocarcinoom waarschijnlijk? A. Ja B. Nee | A. Ja (M. Paget is een adenocarcinoom van de huid, vooral op de tepel) |
Bij een vrouw is er een klinische verdenking op mammacarcinoom. Op mammografie zijn er geen aanwijzingen. Is een dunne naald biopsie gerechtvaardigd? A. Ja B. Nee | A. Ja (altijd triple-diagnostiek) |
Er vindt tumorspill bij de a. iliaca interna plaats. A. Lokaal recidief B. Lymfogene metastase C. Hematogene metastase | A. Lokaal recidief |
Bij welke gradering van een tumor wordt anaplasie meestal gezien? A. Graad 1 B. Graad 2 C. Graad 3 D. Graad 4 | C. Graad 3 (en graad 4, weinig tot niet gedifferentieerde tumor --> zeer uitgesproken anaplasie) |
Na operatie van een mammacarcinoom zegt de patholoog: tumor 4 cm, schildwachtklier negatief. Wat is het stadium? A. cT2N0Mx B. pT2N0Mx C. cT3N1M0 d. pT3N1M0 | B. pT2N0Mx |
Wat is de aangewezen methode om levermetastasen op te sporen? A. CT blanco B. CT contrast C. Echo | B. CT contrast |
Adjuvante chemotherapie bij een gemetastaseerd mammacarcinoom is: A. Curatief B. Palliatief | B. Palliatief (bij metastasen op afstand, bij lokale metastasen nog curatieve behandeling) |
Wat is de meest voorkomende tumorsoort bij mannen? A. Darmkanker B. Longkanker C. Prostaatkanker | C. Prostaatkanker (daarna long en darm) |
Waar metastaseerd een coloncarcinoom vaak naar toe? A. Bot B. Long C. Lever D. Dunne darm | C. Lever |
Wat is een risicofactor voor het ontstaan van een adenocarcinoom? A. Anti-aritmica B. Orale anticonceptiva C. Te hoge gal productie D. Hepatitis B | B. Orale anticonceptiva |
Is een darmpoliep een voorstadium van coloncarcinoom? A. Ja B. Nee | A. Ja (de kans op maligne ontaarding van een poliep neemt toe met: - grootte poliep - mate van dysplasie - aanwezigheid villeuze component |
Fielblock anesthesie wordt gedaan bij: A. Maligniteit B. Atheroomcyste C. Abces | A. Maligniteit |
Wat is de meest voorkomende vorm van kanker? A. Colon B. Long C. Mamma D. Prostaat | C. Mamma |
Welke tumor metastaseerd bijna nooit? A. Melanoom B. Plaveiselcelcarcinoom C. Basaalcelcarcinoom | C. Basaalcelcarcinoom |
Bij een vrouw van 50+ wordt een knobbel in de borst gevoeld. Wat is op basis van leeftijd de kans dat dit maligne is? A. 10% B. 20% C. 30% | A. 10% |
Welke leukemie komt het meest voor bij kinderen? A. CML B. CLL C. AML D. ALL | D. ALL (daarna AML) |
Welk kenmerk maakt mammacarcinoom MINDER waarschijnlijk? A. Intrekking tepel B. Retractie huid C. Pijnloos proces D. Spontane tepeluitvloed | D. Spontane tepeluitvloed (kan bij veel andere problemen voorkomen) |
Welke metastasen komen het minst voor bij mammacarcinoom? A. Pancreas B. Hersen C. Lever | A. Pancreas |
Wat is de MINST vaak gedane behandeling bij kanker? A. Radiotherapie B. Regionale perfusie met chemo C. Excisie met ruime marge D. Excisie met krappe marge | B. Regionale perfusie met chemo |
Hoe werken de evenwichtsorganen (halfcirkelvormige organen)? A. Hoekversnelling B. Stand ten opzichte van zwaartekracht C. Lengteversnelling | A. Hoekversnelling |
Waarvan is bij een patient met een cerumenprop in het linker oor sprake? A. Positieve Rinne links B. Negatieve Rinne links C. Lateralisatie van Weber naar recht | B. Negatieve Rinne links |
Een patient heeft lawaaidoofheid links, waarbij een positieve Rinne wordt gevonden. De Weber: A. Lateraliseert naar rechts B. Lateraliseert naar links C. Lateraliseert niet | A. Lateraliseert naar rechts |
Bij een patient lateraliseert de Weber naar links, Rinne is beiderzijds positief. Er blijkt perceptief gehoorsverlies te zijn, welk oor is "goed"? A. Links B. Rechts | A. Links |
Hoeveel procent van de patienten met een Bellse paralyse herstelt zonder restverschijnselen? A. 20% B. 30% C. 70% D. 85% | C. 70% |
Bij de Bellse paralyse hangt de rechter mondhoek af, maar kan het rechter oog nog gesloten worden. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (het oog kan niet gesloten worden, maar de oogbol draait naar boven) |
Aan welke zijde zit een pancoasttumor die heesheid veroorzaakt? A. Linker longtop B. Rechter longtop | A. Linker longtop |
Welke stemband vertoont uitvalsverschijnselen als dit door een pancoasttumor veroorzaakt wordt? A. Rechter stemband B. Linker stemband | B. Linker stemband (de linker n. recurrens is langer) |
Bij Reinke's oedeem is er sprake van een acute laryngitis. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (Reinke's oedeem zorgen voor een diffuus gezwollen beeld, vooral bij rokende vrouwen) |
Chronische laryngitis heeft altijd een infectieuze oorzaak. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (multifactoriele etiologie) |
Waar kruisen de ademweg en het spijsverteringskanaal? A. Nasofarynx B. Oropharynx C. Hypofarynx D. Mesofarynx | B. Orofarynx |
Wat is GEEN kenmerk van laryngitis subglottica? A. Hoge koorts B. Schorer stem C. Blafhoest D. Rhinitis | A. Hoge koorts (epiglottitis) |
Meisje van 2,5 met blafhoest, inspiratoire stridor, een schorre stem en lichte temperatuursverhoging. Wat is er aan de hand? A. Laryngobronchitis B. Epiglottitis C. Corpus alienum D. Laryngitis subglottica | D. Laryngitis subglottica |
Welke luchtwegobstructie wordt veroorzaakt door H. influeza? A. Laryngitis subglottica B. Epiglottitis C. Laryngobronchitis | B. Epiglottitis |
Ouders bellen over een kind van 3 met piepende ademhaling, angst, hoge koorts en niet willen drinken. Wat doen? A. Huisbezoek zonder keel inspectie B. Direct insturen C. Corticosteroiden | B. Direct insturen |
Welke neusholte bevindt zich tussen beide orbita? A. Wiggebeenholte B. Kaakholte C. Voorhoofdsholte D. Zeefbeenholte | D. Zeefbeenholte (sinus ethmoidalis, wiggebeenholte: sinus sphenoidalis, kaakholte: sinus maxillaris, voorhoofdsholte: sinus frontalis) |
Wat is de kans op blindheid bij bacteriele cellulitis orbita stadium IV? A. 0,1-1% B. 5-10% C. 11-20% D. >20% | C. 11-20% (?) |
Bij een kind lijkt het oog naar buiten te puilen bij een sinusitis, verder geen klachten. Welk orbita stadium? A. I B. II C. III D. IV | C. III |
Een kind van 3 hoort minder goed, Weber is mediaan en Rinne beiderzijds negatief. Wat is de oorzaak? A. Congenitaal oordefect B. Otitis media | B. Otitis media |
Een man heeft kloppende pijn achter zijn oog, met pussige uitvloed uit de neus. Wat wordt er als eerst gedaan? A. Rontgenfoto B. Antibiotica C. Kweek | B. Antibiotica (acute ethmoiditis) |
Bij een sinusitis wordt de neustoegankelijkheid bevorderd met: A. Corticosteroiden B. Kaakspoeling C. Oxymetazoline D. Fenylefrine | C. Oxymetazoline (een sympaticomimeticum met voornamelijk alfa-effect) |
Iemand komt met braken en rechtszijdig vallen, naar welke kant nystagmus? A. Links B. Rechts C. Beide | A. Links |
Wat hoort NIET bij Meniere, maar WEL bij BPPD? A. Vertigo B. Tinnitus C. Canalolithiasis | C. Canalolithiasis |
Tinnitus komt NIET voor bij BPPD. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
De ziekte van Meniere: A. Verergert door psychische stress B. Wordt het beste behandeld door verwijdering van het labyrinth C. Veroorzaakt geleidingsverlies | A. Verergert door psychische stress (geen geleidings-, maar wel perceptieverlies) |
Iemand heeft last van braken en misselijkheid, er is sprake van: A. Ziekte van Meniere B. BPPD C. Beide D. Geen van beide | C. Beide (komt wel vaker voor bij Meniere) |
Bij het verwijderen van welke tonsillen krijgen patienten met palatoschizis last van regurgitatie in de neusholte? A. Keeltonsillen B. Adenoid C. Tongtonsillen | B. Adenoid |
Een kind met palatoschizis heeft meer kans op chronische otitis media. A. Juist B. Onjuist | A. Juist (door verminderde functie van tuba auditiva) |
Hoeveel kinderen tussen 0 en 6 jaar maken een acute otitis media door? A. 40% B. 50% C. 60% D. 70% | D. 70% (treedt op in het beloop van een bovensteluchtweginfectie) |
Welk van onderstaande symptomen is een vroeg verschijnsel van neuspoliepen? A. Reukvermindering B. Mucopurulente secretie C. Afwezige peristaltiek | A. Reukvermindering |
Hoeveel % van de Nederlandse bevolking heeft last van allergische rhinitis? A. 5-10% B. 15-20% C. 20-30% D. 35-40% | C. 20-30% (symptomen: - rhinorroe - neusverstopping - jeuk aan neus en gehemelte - niezen) |
Een patient heeft last van neusverstopping en ernstige oorpijn als gevolg van myringitis bullosa, wat is het beleid? A. Oordruppels met lidocaine B. Blaren doorprikken en orale analgetica C. Spontane regressie | A. Oordruppels met lidocaine |
Patient met een jeukend, branderig plekje onder de neus, met droge en schilferige huid. Wat is de behandeling? A. Systemische corticosteroiden B. Lokale corticosteroiden en lokale antibiotica | B. Lokale corticosteroiden en lokale antibiotica (eczeem van vestibulumhuid, soms secundair aan chronische purulente rhinosinusitis met veel secretie) |
Kinderen hebben een hogere mortaliteit (morbiditeit) bij een tonsillectomie dan volwassenen. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Bij volwassenen is een langere ziekenhuisopname gewenst na een tonsillectomie dan bij kinderen. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Door welke zenuw worrdt de wurgreflex veroorzaakt? A. N. Vagus B. N. Trigeminus C. N. Glossopharyngeus D. N. Hypoglossus | C. N. Glossopharyngeus |
In het adenoid en de keeltonsillen komen zowel T- als B-lymfocyten voor. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
De zenuwen betrokken bij de slikactie zijn: n. trigeminus, n. glossofaryngeus, n. vagus en n. accesorius. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (n. trigeminus, n. facialis, n. glossofaryngeus en n. vagus) |
Een parese van de n. laryngeus superior: A. Geeft meer stemklachten bij het produceren van lage tonen B. Geeft een gestoorde mobiliteit van een larynxhelft C. Wordt als klinische diagnose vaak gemist D. Wordt bij voorkeur chirurgisch behandeld | C. Wordt als klinische diagnose vaak gemist (geeft meer stemklachten bij hoge tonen, ongestoorde mobiliteit en wordt logopedisch behandeld) |
De glandula parotis produceert meer dan 50% van het speeksel. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (3/2 glandula submandibularis, 3/4 glandula parotidea) |
Een voetballer komt nadat hij een bal op zijn oor heeft gehad. Er lekt vloeistof uit zijn oor, wat is het? A. Endolymfe B. Perilymfe C. Liquor | B. Perilymfe (labiryntvensterruptuur) |
Wat is de volgorde van de gehoorsbeentjes vanaf het trommelvlies? A. Malleus, incus, stapes B. Incus, stapes, malleus C. Stapus, malleus, incus | A. Malleus, incus, stapes |
Een patient kan na een keelontsteking zijn stemgeluid niet meer terugvinden, dit is een: A. Constitutionele spraakstoornis B. Habituele dysfunctie | B. Habituele dysfunctie |
Waar blijft een visgraat NIET vastzitten? A. Epiglottis B. Tongbasis C. Valleculae D. Tonsillen | A. Epiglottis |
Welke benige structuur zie je door het trommelvlies heen? A. Nijptang B. Hamersteel C. Stijgbeugel D. Aambeeld | B. Hamersteel (malleus, stijgbeugel=stapes, aambeeld=incus) |
Leukoplakie op de stembanden wijst het vaakst op: A. Verminderde differentiatie van het epitheel B. Maligne ontaarding | B. Maligne ontaarding (is een premaligne afwijking) |
Wat is het beleid bij een peritonsillair abces? A. Incideren en draineren B. Antibiotica | A. Incideren en draineren (eventueel herhaaldelijk punctueren) |
Wat is een synoniem voor n. recurrens? A. n. laryngeus superior B. n. laryngeus inferior C. n. vagus intermedius | B. n. laryngeus inferior |
Welke stembandaandoening komt het meest voor bij mannen? A. Knobbel B. Poliep C. Reinke's oedeem | B. Poliep (knobbel uitsluitend bij jonge vrouwen, Reinke's oedeem bij rokende vrouwen van middelbare leeftijd) |
Leidt een paralyse van een n. recurrens altijd tot heesheid? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Welke van onderstaande stoffen is NIET ototoxisch? A. Alcohol B. Lisdiuretica (zoals Furosemide) C. Aminoglycosidenantibiotica (zoals Gentamycine) D. Betablokkers (zoals metoprolol) | D. Betablokkers |
Van welk soort gehoorsverlies is er sprake bij een probleem met de gehoorbeentjes? A. Perceptief B. Geleidings | B. Geleidings |
Wat is de behandeling van een ethmoiditis? | Antibiotica (infectieuze sinusitis) |
Welke sinus geeft orbitale complicaties? A. Ethmoidalis B. Maxillaris C. Frontalis | A. Ethmoidalis (orbitale complicaties komen vooral bij kinderen voor) |
Door welke zenus worden de chorda tympani geinnerveerd? A. n. vagus B. n. facialis C. n. cohclearis | B. n. facialis |
Waar is sprake van bij een brughoektumor met tinnitus? A. Schwannoom van n. vestibularis B. Schwannoom van n. cochlearis | A. Schwannoom van n. vestibularis |
Bij welke van de volgende patienten met sinusitis is antibiotica NIET geindiceerd? A. Oude man, 2 dagen ziek met 39,5 en purulente secretie B. Jongen, 5 dagen ziek met 37,5 C. Jongen met ernstige sinusitis volgens huisarts met otitis media | B. Jongen, 5 dagen ziek met 37,5 (patienten behandelen: - met klachten die in 14 dagen niet zijn afgenomen - die opnieuw koorts krijgen in 1 klachtenepisode - met een gestoorde afweer - die 4e klachtenepisode binnen 1 jaar doormaken) |
De m. tensor tympani wordt geinnerveerd door: A. n. facialis B. n. trigeminus C. n. cochlearis D. n. vestibularis | B. n. trigeminus |
Welke stelling over het orgaan van Corti is juist? A. Binnenste haarcellen geleiden de trillingen, de buitenste filteren en versterken het geluid B. Buitenste haarcellen geleiden de trillingen, de binnenste filteren en versterken het geluid | A. Binnenste haarcellen geleiden de trillingen, de buitenste filteren en versterken het geluid |
Treedt er hyperpolarisatie op bij buiging van de haarcel richting de stria in het orgaan van Corti? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (zorgt voor depolarisatie) |
Hoge frequenties worden bij de base van het orgaan van Corti waargenomen en lage frequenties aan de apex. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Loudness recruitment ontstaat door schade aan de buitenste haarcellen in het orgaan van Corti. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Hoge tonen kunnen makkelijker lage tonen maskeren dan andersom? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Als in een spraakaudiogram de curve naar rechts verschuift ten opzichte van de referentiewaarde dan is er sprake van: A. Geleidingsslechthorendheid B. Perceptieverlies C. Beide | A. Geleidingsslechthorendheid |
De proef van Rinne zegt NIETS over het perceptieverlies van de patient. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Hoeveel cupula bevinden zich in het labyrint? A. 1 B. 2 C. 3 D. 4 | C. 3 |
Waar ontstaat de ziekte van Meniere door? A. Scheurtje in het membraan van Reisner B. Ontsteking binnenoor C. Overproductie van endolymfe D. Infectie van het orgaan van Corti | A. Scheurtje in het membraan van Reisner |
In welke van de drie semicirculares komen canalolithiasis het meest voor? A. Anterior B. Posterior C. Lateralis | B. Posterior |
Welke zenuw verzorgt de sensibiliteit van de hypofarynx? A. N. Glossopgaryngeus B. N. Laryngeus superior C. N. Recurrens D. N. Facialis | B. N. Laryngeus superior |
Het Bell fenomeen houdt in dat het oog lateraalcraniaal wegdraait op het moment dat de patient het oog probeert te sluiten. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Welk van onderstaande opdrachten hoort niet bij het lichamelijk onderzoek van de n. facialis? A. Optrekken wenkbrauwen B. Ogen sluiten C. Optrekken neusvleugels D. Wangen bol blazen | C. Optrekken neusvleugels |
Wat is in de normale bevolking de prevalentie van inflammatoire slijmvliespathologie op een MRI-sinussen? A. 5% B. 15% C. 30% D. 45% | C. 30% |
Waar in de neusholte monden de sinussen uit? A. Concha media B. Meatus media C. Concha inferior D. Meatus inferior | B. Meatus media |
Wat is het eerste keus onderzoek bij een sinusitis maxillaris? A. MRI B. CT C. Rontgen | B. CT |
Welk orgaan speelt GEEN rol bij het optreden van complicaties van de bof? A. Pancreas B. Longen C. Testikels D. Meningen | B. Longen |
In welk stadium van orbitale complicaties is de aandoening niet meer eenzijdig? A. 2 B. 3 C. 4 D. 5 | D. 5 |
De n. laryngeus verzorgt de innervatie van de m. cricothyroideus. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Een 42 jarige patient presenteert zich met dyspnoe, stridor, maar een normale stem. Welk n. recurrens letsel? A. Dubbelzijdige mediale stilstand B. Dubbelzijdige laterale stilstand C. Enkelzijdige mediale stilstand D. Enkelzijdige laterale stilstand | A. Dubbelzijdige mediale stilstand |
64 jarige man met enkelzijdige rode zwelling op de vrije rand van de stemplooi, behandeld door een microlaryngoscopische verwijdering. Diagnose? A. Stemplooipoliep B. Reinke's oedeem C. Stemplooiknobbel | A. Stemplooipoliep |
De kans dat een patient met larynxcarcinoom een 2e carcinoom in het hoofd-halsgebied ontwikkelt is 2% per jaar. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
In welk kwadrant van het trommelvlies wordt normaliter de lichtreflex verwacht? A. Achter-boven B. Achter-onder C. Voor-boven D. Voor-onder | D. Voor-onder |
Klachten van spontaan optredende duizeligheid met tinnitus past het beste bij: A. BPPD B. Ziekte van Meniere C. Brughoektumor | B. Ziekte van Meniere |
Welke twee complicaties van sinusitis komen vrijwel NOOIT bij kinderen <5 jaar voor? A. Bacteriele cellulitis orbita & meningitis B. Pott's puffy tumor & bacteriele cellulitis orbita C. Intracraniaal abces & Pott's puffy tumor | C. Intracraniaal abces & Pott's puffy tumor |
Het palperen van de schildklier kan men het beste doen wanneer men voor de patient staat. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
De hals is anatomisch ingedeeld in niveau I t/m VI, waarvan niveau II de bovenste jugulaire lymfegroep is. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Het ontstaan van hydrops bij de ziekte van Meniere wordt deels toegeschreven aan een verminderde afvoer van perilymfe. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (endolymfe) |
Een 3 jarig jongetje komt op de CSO met een inspiratoire stridor en blafhoest, wat is de meest waarschijnlijkde diagnose? A. Epiglottitis B. Laryngotracheobronchitis C. Laryngisitis sublottica | C. Laryngisitis sublottica |
Welk orgaan zorgt voor evenwicht als je tijdens het rennen een scherpe bocht naar rechts maakt? A. Booggang B. Macula | A. Booggang |
Welke speekselklier is bij de bof meestal ontstoken? A. Glandula parotidae B. Glandula submandibularis C. Glandula sublingualis | A. Glandula parotidae |
Wat is de oorzaak van een articulatiestoornis na een recent behandelde hazelip? A. Ontwikkelingsstoornis (dyslalie) B. Afwijking van een spraakorgaan (dysglossie) C. Beperking in motorische besturing (dysartrie) | B. Afwijking van een spraakorgaan (dysglossie) |
Welke acute luchtwegobstructie wordt veroorzaakt door H. Influenza en is zeer ernstig? A. Laryngitis subglottica B. Laryngotracheobronchitis C. Epiglottitis | C. Epiglottitis |
Via welke zenuw verloopt de hoestreflex bij prikkeling van de gehoorgang? A. Auriculare tak van n. vagus B. N. auriculotemporalis van n. trigeminus C. N. tympanicus van n. glossopharyngeus D. N. facialis | A. Auriculare tak van n. vagus |
Bij het horen met 1 oor worden beide auditieve cortices geactiveerd. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Bij een niet-afwijkend spraakaudiogram wordt een 100% foneemscore behaald bij: A. 25 dB B. 45 dB C. 65 dB D. 85 dB | B. 45 dB |
Unilateraal gehoorverlies met verminderde spraakdiscriminatie en tinnitus is kenmerkend voor een brughoektumor, welk soort? A. Schwannoom van n. cohclearis B. Schwannoom van n. vestibularis C. Meningeoom D. Primair congenitaal cholesteatoom | B. Schwannoom van n. vestibularis |
Een audiogram kan het onderscheid tussen perceptief en geleidingsdoofheid weergeven. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Meniere geeft positie afhankelijke draaiduizeligheid. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (PBBD is positieafhankelijk, Meniere is structureel) |
Een CT-hals bij een patient met een klein larynxcarcinoom toont een 15mm lymfeklier aan ipsilaterale zijde, wat is de diagnostische stap? A. MRI-hals B. Echogeleide punctie C. Biopsie D. PET-scan | B. Echogeleide punctie |
Welke behandeling heeft de voorkeur bij een T2 larynxcarcinoom zonder halskliermetastasen? A. Radiotherapie B. Chemoradiatie C. Laryngectomie D. Laserevaporisatie | A. Radiotherapie |
Welk larynxcarcinoom wordt in een vroeg stadium ontdekt? A. Subglottisch larynxcarcinoom B. Glottisch larynxcarcinoom C. Supraglottisch larynxcarcinoom | B. Glottisch larynxcarcinoom |
Een grote meerderheid van de speekselklier tumoren bevindt zich in de glandula parotis. A. Juist B. Onjuist | A. Juist (80%, waarvan 25% maligne is) |
Een etiologische factor voor de ontwikkeling van een speekselkliertumor is bestraling speekselklierweefsel. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Glottische larynxcarcinomen hebben een slechtere prognose dan supraglottische larynxcarcinomen. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (kans op lymfekliermetastasen is groter bij supraglottische carcinomen) |
Een carcinoom van de larynx is het meest waarschijnlijk een: A. Adenocarcinoom B. Planocellulair carcinoom | B. Planocellulair carcinoom |
Bij welke speekselklier is een tumor vrijwel altijd maligne? A. Parotis B. Submandibulair C. Sublinguaal | C. Sublinguaal |
Wat is de meest voorkomende plaats voor een maligniteit in de mond? A. Sublinguaal B. Submandibulair C. Parotis | B. Submandibulair |
Maligne melanomen komen zelden voor in: A. Anale kanaal B. Orofarynx C. Huid D. Ogen | B. Orofarynx (locaties: huid, oog, mondholte, vulva en anus/rectum) |
Welk symptoom past bij thyreotoxicose? A. Obstipatie B. Gewichtstoename C. Inertie (traagheid) D. Nervositeit | D. Nervositeit (rest past bij hypothyreoidie) |
Wat is de meest voorkomende locatie van een larynxcarcinoom? A. Supraglottisch B. Transglottisch C. Glottisch D. Subglottisch | C. Glottisch |
Een patiente met langdurige klachten van dyspnoe bij lange inspanning, met rood slijmvlies aan de achterzijnde van de tong. Wat is de diagnose? A. Allergische rhinitis B. Gastrofaryngeale reflux C. Larynxcarcinoom D. Excessief stemgebruik | B. Gastrofaryngeale reflux |
Wat is er bij een cholesteatoom zichtbaar bij otoscopie? A. Trommelvliesperforatie met granulatieweefsel B. Gaaf, grijs, glanzed trommelvlies C. Geen zichtbaar trommelvlies door obstructie D. Infiltraat | A. Trommelvliesperforatie met granulatieweefsel (zichtbaar in het achterste kwadrant) |
Wat is de de meest voorkomende oorzaak van epistaxis? A. Uitdroging neusslijmvlies door neusspray B. Bij jonge kinderen uit plexus Kiesselbach C. Bij oude mensen uit plexus Kiesselbach | B. Bij jonge kinderen uit plexus Kiesselbach |
Wat moet een KNO-arts doen bij een vrouw met dyspnoe en een globusgevoel? A. Doorsturen naar longarts B. Spirometrie C. Antibioticum D. Flexibele scopie | D. Flexibele scopie |
In welke klier zit een preauriculaire zwelling? A. Parotis B. Sublingualis C. Submandibularis | A. Parotis |
Vrouw met niet reversibele Reinke oedeem en hyperfunctioneel stemgebruik, wat is hier de indicatie voor logopedie? A. Niet duidelijk B. Hyperfunctioneel stemgebruik C. Reinke oedeem D. Als behandeling bij laryngoscopische correctie | B. Hyperfunctioneel stemgebruik |
Lawaaidoofheid geeft een dip bij: A. 500 Hz B. 2000 Hz C. 4000 Hz D. 6000 Hz | C. 4000 Hz (dip tussen 4000-6000) |
Waar wordt een neuspoliep door veroorzaakt? A. Allergie B. Neusbijholteontsteking | B. Neusbijholteontsteking |
Welk frequentiegebied wordt door langdurige blootstelling aan lawaai het meeste aangedaan? A. Hoge frequenties B. Lage frequenties | A. Hoge frequenties |
Tijdens een aanval van Benigne Paroximale Positieveranderings Duizeligheid ervaart de patient oorsuizen. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Bij welke patientengroep komt Reinke oedeem vooral voor? A. Vrouwen B. Mannen C. Gelijk | A. Vrouwen |
Iemand heeft vermoedelijk een chronische sinusitis, wat is het juiste diagnosticum? A. CT B. Rontgen C. MRI D. Echo | A. CT |
Hoe wordt de lokalisatie van het snurkgebied vastgesteld? A. Endoscopie met flexibele scoop B. Endoscopie met starre scoop | A. Endoscopie met flexibele scoop |
Wat is de meest voorkomende lokalisatie van het snurkgebied? A. Tongbasis tegen farynxachterwand B. Tongbasis tegen epiglottis C. Palatum molle en uvula tegen farynxwand | C. Palatum molle en uvula tegen farynxwand |
Wanneer is er sprake van obstructief slaapapneu syndroom (OSAS)? A. Bij >5 apnoes per uur B. Bij >5 apnoes per uur en >10 desaturaties onder 90% C. Bij >10 apnoes per uur D. Bij >10 apnoes per uur en >5 desaturaties onder 90% | D. Bij >10 apnoes per uur en >5 desaturaties onder 90% |
Welke groep wordt het vaakst getroffen door een Bellse paralyse? A. Kidneren tussen 4 en 12 jaar B. Mannen tussen 30 en 40 jaar C. Vrouwen tussen 40 en 50 jaar | B. Mannen tussen 30 en 40 jaar |
In welke speekselklier komen speekselstenen het meeste voor? A. Parotis B. Submandibularis | B. Submandibularis |
Welke halfcirkelvormige kanalen zijn bij BPPD het meest aangedaan? A. Ductus semicircularis anterior B. Ductus semicircularis lateralis C. Ductus semicircularis posterior | C. Ductus semicircularis posterior |
Bij orbitale complicaties van een ethmoiditis is de zwelling meer uitgesproken ter hoogte van: A. Het bovenooglid B. Het onderooglid | A. Het bovenooglid |
Bij welke aandoening worden neuspoliepen op kinderleeftijd gevonden? A. CF B. MS C. Duchenne D. Quervain | A. CF |
Wat is de meest voorkomende stembandafwijking bij jonge vrouwen? A. Reinke oedeem B. Stembandknobbel C. Stembandpoliep | B. Stembandknobbel |
Bij een patient is sprake van een negatieve Rinne rechts. Wat is er aan de hand? A. Normaal gehoor rechts B. Geleidingsverlies rechts C. Perceptieverlies rechts | B. Geleidingsverlies rechts |
Wat is de behandeling bij een stabiele pertrochanterfractuur? A. Dynamische heupschroef B. De gecanuleerde pinnen C. Elastische heupband D. Rek-zweefmatje | A. Dynamische heupschroef |
Hoe noemt men een niet genenezen fractuur? A. Non-union B. Mal-union C. Delayed-union | A. Non-union (hypertrofische- of atrofische pseudoartrose, mal-union: deformiteit, delayed-union: duurt langer dan 3 maanden) |
Een patient op de CSO heeft met voetbal een klap op de thorax gehad. Nu een aantal gebroken ribben, geen ademgeruis, demping bij percussie. Diagnose? A. Haematothorax B. Pneumothorax C. Pleuritis | A. Haematothorax (bij een pneumothorax zou de percussie hypersonoor zijn) |
Hoeveel heupfracturen zijn er per jaar in Nederland? A. 5000 B. 10.000 C. 15.000 D. 20.000 | D. 20.000 (met name vrouwen en 65+) |
Welke percentage overlijdt binnen 1 jaar aan een heupfractuur? A. 15% B. 25% C. 35% D. 50% | B. 25% |
Doel van ATLS bij een grote ramp: de mensen met de grootste kans op overlijden worden als eerst behandeld. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (adequate opvang regelen volgens ABCDE principe, wie eerst wordt behandeld is triage) |
Welke bloedgroep is een universele ontvanger? A. 0+ B. 0- C. AB+ D. AB- | C. AB+ (0+ is universele donor) |
Waar bevindt zich de meest voorkomende fractuur van de voet? A. Talus B. Calcaneus C. Os naviculare | B. Calcaneus |
Welke schroef bevindt zich intramedulair? A. Plaat met schroeven B. Kop-halsprothese C. Pen met glijdende heupschroef D. Dynamische heupschroef | B. Kop-halsprothese |
Welk katabool mechanisme bij een polytraumapatient neemt NIET toe? A. Glucogenese B. Insuline secretie C. ACTH D. Sympatische activiteit | B. Insuline secretie (C&D zorgen voor toename van stresshormonen) |
Welke breuk heet een Jones fractuur? A. Metatarsale II B. Metatarsale III C. Metatarsale IV D. Metatarsale V | D. Metatarsale V |
Welke spier zit aan de dorsale zijde van het onderbeen? A. m. semitendinosus B. m. soleus C. m. extensor hallucis longus D. m. fibularis | B. m. soleus |
Hoeveel handwortelbeentjes zijn er per hand? A. 6 B. 7 C. 8 D. 9 | C. 8 |
Hoeveel phalangeale botten bevat elke hand? A. 5 B. 7 C. 14 D. 19 | C. 14 |
Bij welke spier hoort de achillespees? A. m. gastrocnemius B. m. tibialis anterior C. m. tibialis posterior D. m. flexor hallucis longus | A. m. gastrocnemius |
Waarbij ontstaan een Charcot voet? A. Nauropathische desintegratie van het voetskelet B. Valgusstand van de voet C. Metatarsalgie D. Artritis van de MTP-gewrichten | A. Nauropathische desintegratie van het voetskelet (vooral bij DM patienten) |
Waar zit de neuralgie van Morton? A. Hand B. Voet C. Pols D. Been | B. Voet (beklemming van de interdigitale plantaire zenuw) |
Waar zit de m. peroneus? A. Onderbeen B. Voet C. Arm | A. Onderbeen |
Wat voor soort fractuur heeft een skier? A. Torsie B. Avulsie C. Angulatie D. Compressie | A. Torsie |
Bij het verzwikken van de enkel treedt er zelden een ruptuur op van het ligament: A. Calcaneofibulare B. Voorste laterale enkelband C. Achterste laterale enkelband | C. Achterste laterale enkelband |
Moet er volgens de Ottowa Ankle rules een foto gemaakt worden als er GEEN drukpijn op de mediale malleolus is? A. Ja B. Nee | B. Nee |
Bij een contusie is er net zoals bij een rotatie sprake van een indirect trauma. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (contusie is direct) |
Contusie is in tegenstelling tot een distorsie een gevolg van direct inwerkend geweld. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Welke enkelband is het vaakst aangedaan bij letsels? A. Talofibulare posterior B. Talofibulare anterior C. Calcaneofibulare D. Mideale banden | B. Talofibulare anterior (bij inversie/endorotatie letsel, soms ook calcaneofibulare) |
Welk onderzoek is het minst bijdragend aan een acute knie? A. Rontgen B. Lichamelijk onderzoek C. Punctie D. Herbeoordeling na 3 dagen | B. Lichamelijk onderzoek |
Welk letsel ontstaat er na een val op de pols in pronatiestand? A. Scaphoid fractuur B. Distale radius fractuur C. Distale ulna fractuur | B. Distale radius fractuur |
Wat is de behandeling van een compartimentssyndroom? A. 4-loge fasciotomie B. Fasciectomie met hechten C. Benen omhoog met een drukverband | A. 4-loge fasciotomie |
Wat is de meest waarschijnlijke plek van een osteoporotische breuk? A. Wervel B. Collum femoris C. Distale radius | A. Wervel |
Waar wordt een incisie gemaakt bij een nood tracheotomie? A. Tussen hyoid en thyroid (membrana thyrohyoidea) B. Tussen thyroid en cricoid (membrana cricothyroidea) C. Tussen cricoid en eerste kraakbeenring van de trache | B. Tussen thyroid en cricoid (membrana cricothyroidea) |
Tot de reactie op polytrauma wordt gerekend: A. Gluconeogenese B. Verhoogde insuline secreties C. Prikkeling van parasympaticus D. Daling van adrenaline | A. Gluconeogenese |
Welke twee vormen van shock hebben dezelfde pathofysiologie? A. Hypovolemisch en septisch B. Obstructief en septisch C. Cardiogeen en obstructief D. Neurogeen en obstructief | C. Cardiogeen en obstructief |
Welke vormen van shock hebben dezelfde pathofysiologie? A. Neurogeen en septisch B. Hypovolemisch en septisch C. Obstructief en septisch | A. Neurogeen en septisch (vasodilatatie) |
Welke shock heeft verlaagde CVD, verlaagde perifere weerstand, verlaagde cardiac output en verlaagde pulmonale wiggedruk? A. Septische shock B. Mentale shock C. Cardiogene shock D. Hypovolemische shock | A. Septische shock (of anafylactisch) |
Wanneer is er ophistotonus (hoofd niet gemakkelijk naar voren kunnen buigen)? A. AIDS B. Malaria C. Tetanus | C. Tetanus (spasticiteit van rugspieren, is een slecht teken) |
Welke avitaminose veroorzaakt xerophtalmia (droge ogen)? A. Vit A B. Vit D C. Vit K D. Vit C | A. Vit A (vit D: rickets disease, vit C: scheurbuik, vit K: bloedingen) |
Wat is het mechanisme bij een astma cardiale? A. Hypoperfusie tijdens astmaexacerbatie B. Chemoreceptoren in hersenen C. Bronchus oedeem | C. Bronchus oedeem |
Van welke aandoening is sprake bij een normale FEV1, afgenomen TLC en normale expiratoire flow? A. Obstructief B. Restrictief | B. Restrictief (FEV1/FVC ratio blijft gelijk) |
Waar is sprake van bij een inspiratoire stridor? A. Een hoge luchtweg aandoening B. Een lage luchtweg aandoening C. Verminderde weerstand van de long | A. Een hoge luchtweg aandoening (glottisch of daarboven) |
Wat is het beleid bij longempyeem? | Thoraxdrain (drainage empyeemholte) |
Hoe kan een verdenking op een longembolie bevestigd worden? A. CT-angio B. D-dimeer C. X-thorax | A. CT-angio (D-dimeer kan de diagnose niet bevestigen, wel waarschijnlijker maken. Een normale CT werkt niet, moet angio zijn) |
Wat past bij longoedeem? A. Hypertensie B. Basale crepitaties | B. Basale crepitaties |
Bij een 72 jarige man met pleurale effussie is het aspiraat helder met een eiwitgehalte van 2,4 g/dL. Wat is de oorzaak? A. Infectie B. Pancreatitis C. Maligniteit D. Hartfalen | D. Hartfalen (dit is transudaat, minder dan 30 g/dL eiwit, anders is het exsudaat wat door infectie of maligniteit veroorzaakt wordt) |
Een patient heeft 4 dagen na een cholecystectomie last van acute benauwdheid door atelectase in de linker long. Wat is de beste ligging? A. Op de linker zij B. Op de rechter zij C. Op de rug D. Op de buik | B. Op de rechter zij (zwaartekracht) |
Een patient heeft klachten die passen bij een longembolie, welke uitslag past daar niet bij? A. Een normale X-thorax B. Een normale hoeveelheid D-dimeer C. Een normale ECG | B. Een normale hoeveelheid D-dimeer (zou verhoogd moeten zijn) |
Waar kan een thoraxdrain voor de behandeling van een spontane pneumothorax het beste worden ingebracht? A. In de contralaterale thoraxhelft B. Vlakbij het diafragma C. Langs de onderrand van een rib D. Vlakbij de longtop | D. Vlakbij de longtop |
Welke borstafwijking komt voor bij een mannelijke Nederlandse olympisch kampioen zwemmen? A. Pectus carinatum (kippenborst) B. Pectus excavatum | B. Pectus excavatum |
Waar is de ernst van het beloop van een congenitale hernia diafragmatica afhankelijk van? A. Mate van longhypoplasie B. Darmstrangulatie C. Lokalisatie van de hernia | A. Mate van longhypoplasie (hoge mortaliteit bij slechte ontwikkeling van de longen) |
Een vrouw is binnengebracht op de CSO na een frontale autobotsing met een lage bloeddruk, ribbreuken en longcrepitaties. Wat is de diagnose? A. Haematothorax B. Pneumothorax C. Longcontusie | C. Longcontusie (crepitaties en oorzaak vaak beknellend letsel) |
Wat is de beste behandeling van atelectase? A. Fysiotherapie liggend op de gezonde zijde B. Drain | A. Fysiotherapie liggend op de gezonde zijde (+ oorzaak aanpakken) |
Een acuut benauwde patient heeft pleurawrijven bij aucultatie. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A. Pneumothorax B. Pneumonie C. Corpus alienum D. Longembolie | D. Longembolie |
De term 'aansprakelijkheid' is een synoniem voor 'professionele verantwoordelijkheid'. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
In het tuchtcollege zit altijd iemand uit de beroepsgroep van de aangeklaagde, deze hanteert andere tuchtnormen waar kritiek op kwam. Deze normen zijn: A. te hoog B. te laag | A. te hoog |
Zitten er juridische gevolgen aan een tuchtrechtelijke waarschuwing? A. Ja B. Nee | B. Nee |
Een patient is vastgebonden aan het bed tegen uit bed vallen. Het materiaal is gebroken waardoor patient is gevallen en de heup heeft gebroken. Mag het ziekenhuis tuchtrechtelijk aangeklaagd worden voor onzorgvuldig materiaal beleid? A. Ja B. Nee | B. Nee |
Wat vind je bij lichamelijk onderzoek bij een geperforeerd ulcus pepticum? A. Leverdemping is opgeheven B. Defense musculair C. Vagale prikkelijk | A. Leverdemping is opgeheven |
Wat is de diagnose bij de volgende labwaarden: verhoogd AF, ASAT 80 en ALAT 50? A. Cholecystitis B. Pancreaskopcarcinoom | B. Pancreaskopcarcinoom |
Het rechter labyrint valt uit, naar welke kant is de nystagmus? A. Links B. Rechts C. Zowel naar links als rechts | A. Links |
Welke buikspier wordt niet doorgesneden bij een wisselsnede appendectomie? A. m. Obliquus externus B. m. Obliguus internus C. m. Transverus abdominis D. m. Rectus abdominis | D. m. Rectus abdominis |
Waar zie je pusuitvloed vanuit een parotitis? A. Wang B. Onder de tong C. Zachte gehemelte | A. Wang |
Wat is een prolaps? A. Uitzakking door natuurlijke lichaamsopening of wond B. Uitpuilen van een tussenwervelschijf C. Liesbreuk | A. Uitzakking door natuurlijke lichaamsopening of wond |
Wanneer hoor je geen darmgeluiden? A. Mechanische ileus B. Paralytische ileus | B. Paralytische ileus (geen beweging van de darm, bij mechanische ileus doet de darm juist harder zijn best) |
Welke antibiotica is eerste keus bij een ongecompliceerde UWI? A. Trimetoprim B. Cefotaxim C. Gentamycine | A. Trimetoprim |
Waarbij is een pendelend mediastinum zichtbaar? A. Open pneumothorax B. Spanningspneumothorax | A. Open pneumothorax |
Wat is kenmerkend voor een spanningspneumothorax? Hypotensie + A. Gestuwde halsvenen + verminderd ademgeruis ipsilaterale zijde B. Gecollabeerde halsvenen + verminderd ademgeruis ipsilaterale zijde | A. Gestuwde halsvenen + verminderd ademgeruis ipsilaterale zijde |
Wat is een hernia cicatricalis? A. Navelbreuk B. Liesbreuk C. Littekenbreuk | C. Littekenbreuk |
Welke bacterie is de meest waarschijnlijke veroorzaker van een infectie van een katheter? A. Klebsiela B. Stafylokokken | B. Stafylokokken (kan ook enterokokken) |
Wat is de recidiefkans bij gebruik van approximerende hechtingen na een littekenbreuk? A. 5-10% B. 10-20% C. 30-50% D. 50-70% | C. 30-50% |
Het tuchtcollege geeft een waarschuwing aan een hulpverlener, dit heeft echter geen juridische consequenties. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Wat is het percentage post-operatieve mortaliteit na een collumfractuur bij 55+? A. 10% B. 20% C. 30% D. 40% | C. 30% |
Wat is de recidiefkans op een post-operatieve littekenbreuk? A. 5-10% B. 10-20% C. 25-30% | B. 10-20% |
Bij appendicitis is er in de meeste gevallen sprake van een stille buik. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (dit is pas bij peritonitis) |
Wat is een bijwerking van brachytherapie? A. Demyelinisatie B. Xerostomie C. Teleangiectasien | B. Xerostomie |
Wat voor shock heeft een patient met warme handen en voeten? A. Neurogeen B. Septisch | B. Septisch (bij septische shock is er geen vasoconstrictie, waardoor warme acra) |
Een patient komt met claudicatio intermittens, incontinentieklachten en kouden handen en voeten. Waar past dit het beste bij? A. Leriche B. Fontaine | A. Leriche |
Wat geef je iemand als je morfine geeft? A. Anti-emetica B. Laxantia | B. Laxantia |
Er komt een kind met koorts, kwijlen en in de huffing position. Wat is de diagnose? A. Epiglottitis B. Laryngitis subglottica C. Laryngotracheobronchitits D. Aspiratie corpus alienum | A. Epiglottitis |
Is collectieve veroordeling bij tuchtrecht mogelijk? A. Ja B. Nee | A. Ja |
Vrouw met 3 dagen buikpijn, 1 keer diarree, geen bloed- of slijmbijmenging, geen koorts, geen braken. Wat is er op de foto aan de hand? A. Meckels divertikel B. Normale ileocoecale overgang C. Appendicitis | A. Meckels divertikel |
Bij hoeveel % van de patienten met volvulus welke endoscopisch gedesouffleerd is krijgen een recidief? A. <25% B. 25-50% C. >50% | C. >50% |
Bij een geperforeerd ulcus pepticum is sprake van? A. Wisselende pijn B. Acute pijn C. Langzaam ontstane pijn | B. Acute pijn |
Hoelang mag Otrivin gebruikt worden? A. 7 dagen B. 7-14 dagen C. 14-21 dagen | A. 7 dagen |
Een 22 jarige vrouw komt bij de huisarts met al 3 dagen last van snotteren en frontale hoofdpijn. Wat is het juiste beleid? A. Adequate pijnstilling B. Antibiotica C. Expectatief | C. Expectatief |
Wat zijn de symptomen op KNO gebied bij de ziekte van Lyme? A. N. facialisparese + vertiligo B. N. facialisparese + lymfomen C. Problemen met praten en slikken D. Tinnitus | B. N. facialisparese + lymfomen |
Patienten met allerlei sensibele stoornissen en gehoorsstoornis hebben meest waarschijnlijk: A. Herpes B. Syndroom van Ramsay Hunt | B. Syndroom van Ramsay Hunt (Herpes Zoster oticus) |
Wat is de curatiekans van resectie van een colorectaaltumor? A. 10% B. 30% C. 50% D. 70% | D. 70% |
Waarbij wordt immunotherapie gebruikt? A. Mammacarcinoom B. Darmcarcinoom C. Longtumor | A. Mammacarcinoom |
Waardoor ontstaat n. facialis parese meestal? A. Trauma/chirurgie B. Infectie C. Otitis media | A. Trauma/chirurgie |
In welk deel van de darm zitten geen villi? A. Duodenum B. Jejunum C. Colon D. Ileum | C. Colon |
Schimmels zijn prokaryoot. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (zijn eukoaryoot, want bevatten een celkern) |
Wat zit er niet in de slokdarm? A. Serosa B. Mucosa C. Muscularis D. Submucosa | A. Serosa |
Een vrouw met premenstrueel ovarieel falen (POF) is afgevallen en heeft hyperpigmentatie. Wat heeft ze? A. Cushing B. Addison | B. Addison |
Een 16 jarige jongen heeft onderbuikspijn. Wat mag niet gemist worden? A. Torsio testis B. Appendicitis | A. Torsio testis (jongens tussen 12 en 25) |
Waardoor wordt Cushing meestal veroorzaakt? A. Corticosteroiden gebruik B. Hypofyseadenoom C. Bijnieradenoom | A. Corticosteroiden gebruik (als externe factor, intern meestal door een hyofyse(micro)adenoom) |
Waardoor ontstaan rubor en calor? A. Excudatie B. Proliferatie C. Hyperemie | C. Hyperemie |
Wat is een hoogrisico prikaccident? A. Verwonding met naald gebruikt voor een vingerprik B. Spatten bloed op een schaafwond C. Verwonding door intramusculair gebruikte naald zonder zichtbaar bloed | A. Verwonding met naald gebruikt voor een vingerprik |
Waar zit een zweepslag? A. M. Semitendineus B. M. Gastrocnemius C. M. Semimembraneus | B. M. Gastrocnemius |
Alcohol kan endosporen wegnemen, chloorhexidine kan dit niet. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (beide kunnen dit niet) |
Hongeroedeem (Kwashiorkor) komt door een tekort aan: A. Eiwitten B. Koolhydraten C. Vitamine C | A. Eiwitten |
In welke volgorde verloopt botvorming? A. Kraakbenig collum - plexiform - lamellair B. Kraakbenig collum - lamellair - plexiform C. Lamellair - plexiform - kraakbenig collum | A. Kraakbenig collum - plexiform - lamellair |
Waardoor wordt hyperaldosteronisme veroorzaakt? A. Hypothalamusadenoom B. Hypofyseadenoom C. Bijnieradenoom | C. Bijnieradenoom (of bijnierhyperplasie) |
Waar wordt Intrinsieke Factor (IF) geproduceerd? A. Ileum B. Maag C. Pancreas | B. Maag |
Wat is de functie van het omentum majus? A. Darmwerking B. Sappen vormen C. Voedingsstoffen naar GI D. Tegengaan verspreiding infectie | D. Tegengaan verspreiding infectie (+ vet opslag) |
Welke bacterie is gramnegatief? A. Bacillus B. Listeria C. Streptokok D. Shigella | D. Shigella |
Wat is een voorkeursplek bij decubitus? A. Buik B. Hiel C. Tenen D. Knieholten | B. Hiel |
Wat voor weefsel is de binnenste laag van de oesofagus? | Meerlagig niet-verhoornend plaveiselepitheel |
Wat is een Monteggia fractuur? | Breuk in het proximale deel van de ulna met een radiuskop dislocatie |
Wat is een parasiet? A. Eencellig B. Meercellig C. Beide | C. Beide |
Wat is een Greenstick fractuur? | Fractuur aan een zijde van het bot door buiging van het bot |
Hoe hard groeit een aneurysma gemiddeld per jaar? A. 5% B. 10% C. 15% D. 20% | B. 10% |
Welke test heeft de hoogste sensitiviteits en specificiteit bij een appendicitis acuta? A. CT B. Echo C. X-BOZ | A. CT |
Wat is een normale enkel/arm index? A. 1.3-1.5 B. 0.9-1.3 C. 0.4-0.9 D. <0.4 | B. 0.9-1.3 (na 15-30 min liggen) |
Wat geeft een verhoogde kans op galblaascarcinoom? A. Galstenen B. Porseleingalblaas | B. Porseleingalblaas |
Pylorushypertrofie heeft een genetische component. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Wat is amaurosis fugax? | Voorbijgaande blindheid door een tijdelijk verminderde bloedtoevoer |
Wat is de kans op besmetting bij een percutaan prikaccident bij een patient met HIV? A. 30% B. 10% C. 3% D. 0,3% | D. 0,3% |
Een jongen heeft een niet diafene zwelling in zijn scrotum, wat is er aan de hand? A. Hydrokele B. Liesbreuk | B. Liesbreuk (diafeen: translucent, dat zou dus een hydrokele zijn) |
Een appendicitis wordt altijd geopereerd. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (appendicitis acute wordt ALTIJD geopereerd) |
Man heeft een TIA gehad met krachtsverlies rechts en spraakproblemen. Aan welke a. Carotis vindt behandeling plaats? A. Dextra B. Sinistra C. Beide | B. Sinistra |
Bij een patient met klachten van claudicatio daalt de E/A index met 0,2 na inspanning (eerst normaal). Deze daling is significant om te behandelen. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Wat veroorzaakt gasgangreen? A. S. Aureus B. Clostridium C. Pseudomonas | B. Clostridium |
Waar is sprake van bij een inversie trauma van de enkel? A. Pronatie B. Supinatie | B. Supinatie |
Een man met het syndroom van Cushing heeft huidverkleuring en een volle maan gezicht. Wat is de oorzaak? A. Prednison B. Hypofyseadenoom C. Bijniertumor | B. Hypofyseadenoom |
Bestraling kan wel bij een rectumcarcinoom, maar niet bij coloncarcinoom. A. Juist B. Onjuist | A. Juist (bij coloncarcinoom worden teveel omliggende structuren belast) |
Wat is het minst voorkomende symptoom bij galstenen? A. Braken B. Misselijkheid C. Vetzucht D. Zuurbranden | C. Vetzucht |
Waar mondt de ductus nasolacrimalis (traanbuis) in uit? A. Concha nasalis superior B. Concha nasalis inferior | B. Concha nasalis inferior |
Het lig. teres hepatis is een overblijfsel uit de navelstreng. Waarvan? A. V. umbilicalis B. A. umbilicalis C. Ductus umbilicalis | A. V. umbilicalis |
Wat gebeurt er met de E/A index bij een obstructie van de a. brachialis beiderzijds? A. Hoger B. Lager | A. Hoger |
Bij verdenking van een DVT wordt bij echo een comprimeerbare vene, maar een oncomprimeerbare arterie gevonden. Is DVT nu bevestigd? A. Ja B. Nee | B. Nee |
Bij een E/A index van 0,9 is de oorzaak altijd atherosclerose. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Waar mondt de buis van Eustachius in uit? A. Nasofarynx B. Orofarynx C. Hypofarynx | A. Nasofarynx |
Wat gebeurt er met de druk in het binnenoor bij afsluiting van de buis van Eustachius? A. Hoger B. Lager | B. Lager |
Welke kleur heeft de huid achtereenvolgens bij de ziekte van Raynaud? A. Wit - blauw - rood B. Rood - blauw - wit C. Blauw - wit - rood | A. Wit - blauw - rood |
Bij secundaire Raynaud is er sprake van een achterliggende oorzaak. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Het CRP van een patient is na 48 uur <5. Is appendicitis nog waarschijnlijk? A. Ja B. Nee | B. Nee |
Hoe kun je onderscheid maken tussen een mediale en laterale liesbreuk? A. Ligament van Poupart B. Epigastrische vaten C. M. Rectus femoris | B. Epigastrische vaten |
Een patient heeft zwarte galstenen. Wat is de oorzaak hiervan? A. Crohn B. CU C. Hemolyse D. Hypercholesterolemie | C. Hemolyse |
Hemorrhoiden zijn voelbaar bij RT. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Aan welke zijde van de anus komen fissuren het vaakst voor? A. Posterior B. Anterior C. Lateraal | A. Posterior |
Welk stadium zijn reponibele hemorrhoiden die meteen weer prolaberen? A. I B. II C. III D. IV | D. IV |
Wat past niet bij de triade van Virchow bij DVT? A. Stase B. Hypercoagulatie C. Hypertensie D. Epitheelschade | C. Hypertensie |
Welke maligniteit ontstaat uit epitheelweefsel? A. Blastoom B. Adenoom C. Sarcoom | B. Adenoom |
Wat is er NIET juist bij een compartimentsyndroom? A. Geen pulsaties B. Pijn bij spierrekking C. Paresthesie D. Spierzwakte | A. Geen pulsaties |
Een leraar heeft net een keelontsteking gehad, nu is hij zijn stem kwijt. Waarvan is hier sprake? A. Habituele dysfonie B. Hypofunctioneel stemgebruik C. Stemstoornis samenhangend met een mutatiestoornis | A. Habituele dysfonie |
Welk orgaan ligt NIET retroperitoneaal? A. Jejunum B. Colon C. Duodenum | A. Jejunum |
Bij beiderzijds uitval van de n. laryngeus zijn de symptomen: stridor, dyspnoe en een normale stem. A. Juist B. Onuist | A. Juist |
Bij een ramp met weinig hulpverleners wordt bij triage gekeken naar: A. De meest ernstige letsels eerst B. De meeste kans op overleving eerst | B. De meeste kans op overleving eerst |
Als de capaciteit NIET wordt overschreden gaat triage om de meest ernstige letsels eerst naar het ziekenhuis. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Welk orgaan ligt retroperitoneaal? A. Pancreas B. Milt C. Lever D. Allemaal | A. Pancreas |
Bij een patiƫnt met verdenking op een appendicitis wordt tijdens de laparotomie een Meckels divertikel gevonden. Wordt de appendix weggehaald? A. Ja B. Nee | B. Nee (bij laparoscopie wordt de appendix niet altijd weggehaald bij een duidelijke oorzaak van de klachten) |
Wat is de cochlea? A. Middenoor B. Evenwichtsorgaan C. Binnenoor | C. Binnenoor |
Hoeveel halfcirkelvormige bogen zijn er per oor? A. 1 B. 2 C. 3 D. 4 | C. 3 |
Wat is de functie van de utriculus? A. Hoekversnelling B. Horizontale verplaatsing C. Verticale verplaatsing | B. Horizontale verplaatsing |
Wat is een Galleazi fractuur? | Een breuk van de radius met een distale radiulnaire dislocatie |
Waar komt de stapes tegenaan? A. Ronde venster B. Ovale venster | B. Ovale venster |
Bij welke OK is er MEER kans op strengvorming? A. Bovenbuik OK B. Onderbuik OK | B. Onderbuik OK |
Wat is een veroorzaker van laryngitis subglottica? A. H. Influenza B B. Respiratoir syncitieel virus (RS) | B. Respiratoir syncitieel virus (RS) |
Wat is het eerste symptoom van een carcinoom in het colon ascendens? A. Obstipatie B. Helderrood bloedverlies C. Anemie | C. Anemie |
Het middenoor is normaal gesproken gevuld met: A. Liquor B. Lucht C. Endolymfe D. Water | B. Lucht |
Wat is de behandeling van een derde graads hemorrhoid? A. Hemorroidectomie B. Bandligatie | B. Bandligatie |
Welk orgaan is geheel intraperitoneaal gelegen? A. Colon ascendens B. Colon transversum C. Duodenum D. Blaas | B. Colon transversum |
Patiƫnt heeft een maagresectie gehad, waardoor er geen IF meer wordt gevormd. Welk vitaminetekort? A. K B. C D. B12 | D. B12 |
Welke oorzaak kan ten grondslag liggen aan neuspoliepen? A. Rhinosinusitis B. Allergische rhinitis C. Beide D. Beide niet | A. Rhinosinusitis |
Welk percentage lichaamsoppervlak is verbrand bij een arm en de ventrale zijde van de romp? A. 18 B. 36 C. 27 | C. 27 |
Wat wordt als late complicatie van chemotherapie gezien? A. Alopecia (haarverlies) B. Orale ulcera C. Misselijkheid D. Myocardie | D. Myocardie |
Wat behoort NIET tot de principes van brachytherapie? A. Huid wordt niet beschadigd B. Sparing omliggende weefsels door snelle fractieafname C. Beter herstel tussenliggende weefsels | C. Beter herstel tussenliggende weefsels |
Waar komen de ulcera van de maag door H. Pylori het vaakst voor? A. Fundus B. Antrum C. Cardia D. Corpus | B. Antrum |
Intrinsic factor zorgt voor opname van: A. Vit B12 B. Foliumzuur C. Vit C | A. Vit B12 |
Antibiotica bij brandwonden wordt vooral gegeven tegen E. Coli en P. Aeruginosa. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Het ligament van Treitz verbindt de overgang duodenum/jejunum met hiatus oesofagi. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Hoe ziet het slijmvlies er uit bij chronische allergische rhinitis? A. Rood gezwollen B. Rood atrofisch C. Bleek gezwollen D. Bleek atrofisch | C. Bleek gezwollen |
Waar mondt de papil van Vater in uit? A. Duodenum ascendens B. Duodenum descendens C. Duodenum transversum | B. Duodenum descendens |
Wat is de kans op maligne ontaarding bij een solitaire schildklier nodus? A. 0,1% B. 1% C. 10% | C. 10% |
Moet een liesbreuk geopereerd worden bij een kind <1 jaar? A. Ja B. Nee | A. Ja |
Wat gebeurt er met de druk in het middenoor bij de valsalva manoeuvre (open buis van Eustachius)? A. Lager B. Gelijk C. Hoger | C. Hoger |
Meniere is NIET opwekbaar. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Reukvermindering is een van de eerste symptomen bij neuspoliepen. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Waar lopen de zenuwen proximaal in de arm? A. Mediaal B. Lateraal | A. Mediaal |
De functie van de m. biceps femoris is anteflexie van de heup? A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (retroflexie) |
Welke klacht geeft arterieel vaatlijden? A. Zwaar gevoel in de benen B. Zeurende pijn | B. Zeurende pijn |
Een perianaal abces wordt na drainage gehecht. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (geen hechtingen) |
Bij een kleincellig longcarcinoom is een operatieve behandeling mogelijk. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Wat is de piekleeftijd voor pylorushypertrofie diagnose? A. 2 weken - 3 maanden B. > 1 jaar C. 1-3 jaar | A. 2 weken - 3 maanden |
Als gevolg van een daling in colloid osmotische druk ontstaat een bolle buik. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Wat is het beste onderzoek van venen? A. CT-angio B. Duplex | B. Duplex |
Wat is de beste behandeling bij MSSA? A. Vancomycine B. Flucloxacilline C. Fenoxymethylpenicilline | B. Flucloxacilline |
Wat is de beste behandeling bij MRSA? A. Vancomycine B. Flucloxacilline C. Fenoxymethylpenicilline | A. Vancomycine |
Er is een verdenking op mammacarcinoom, waarbij 2 bultjes voelbaar zijn. Patiƫnte is op dit moment ongesteld. Wat nu? A. Doorverwijzen mammapoli B. Na menstruatie terug laten komen | B. Na menstruatie terug laten komen |
Een verschuiving van het mediastinum wijst op een spanningspneu. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
De m. obliquus internus bevindt zich in het lieskanaal. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Een hypothyreoidie kan leiden tot hypotensie. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist |
Wat is een cruris fractuur? A. Breuk in tibia en fibula B. Breuk met abcesvorming C. Open fractuur | A. Breuk in tibia en fibula |
Vrouw met 's nachts koliekpijnen en icterus. Waar denk je aan? A. Galblaasstenen B. Galwegstenen C. Pancreastumor | B. Galwegstenen |
Welke hoort niet bij de 4 meest voorkomende schildkliercarcinomen? A. Annulair B. Folliculair C. Papillair | A. Annulair |
Breslowdikte geeft de grootte van melanomen weer. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Wat is het beleid bij otitis media bij kinderen? A. bij koorts >38 gr: amoxycilline, neusspray en paracetamol B. Direct antibiotica C. Neusspray en paracetamol, tenzij complicaties optreden D. Afwachten | C. Neusspray en paracetamol, tenzij complicaties optreden |
Iemand met DM en een ischemisch been heeft een E/A index van >1,5, wat is hiervan de oorzaak? A. Verkalking B. Extreme hypertensie | A. Verkalking |
Haarresten worden het vaakst gevonden in de sinus pilonidalis. A. Juist B. Onjuist | A. Juist (haarnestcyste) |
Uit hoeveel compartimenten bestaat het onderbeen? A. 2 B. 3 C. 4 D. 5 | C. 4 |
Hoelang werkt tetanus bescherming 100%? A. 10 jaar B. 20 jaar C. Levenslang D. Het werkt nooit meer dan 50% | A. 10 jaar |
Wat zorgt voor een slechte fractuur genezing? A. Open fractuur zonder fractuurhematoom B. Granulatieweefsel C. Microbewegingen | C. Microbewegingen |
Welk soort tumor is het meest waarschijnlijk bij een supraclaviculaire lymfeklier rechts? A. Prostaat, testis, ovaria (bij vrouw) B. Nier C. Long, mediastinum D. Pancreas, maag, galblaas | C. Long, mediastinum |
Wat is de maximale EMV score bij trauma? A. 10 B. 15 C. 20 | B. 15 |
Welke fractuur van het scapula wordt primair chirurgisch behandeld? A. Glenoid B. Scapula rand C. Scapula blad D. Mid-scapulaire breuk | A. Glenoid |
Hoeveel kans geeft een mutatie in het BRCA-1 gen op maligne ontaarding? A. <50% B. >50% | B. >50% |
Bij welk type liesbreuk operatie wordt geen kunststof matje gebruikt? A. Soppa B. Liechtenstein C. Shouldice | C. Shouldice (geen kunststof) |
Welke breuk treedt bij een pasgeborene niet op? A. Hernia umbilicalis B. Hernia inguinalis C. Hernia cicatricalis | C. Hernia cicatricalis |
Hoe wordt een fractuur van het olecranon behandeld? A. Conservatief B. Gips | A. Conservatief (bij een gedisloceerde fractuur wordt dit open gereponeerd en intern met draden/plaat vastgezet) |
Wat voor soort kanker is een larynxcarcinoom? A. Plaveisel B. Sarcoom C. Adenoom | A. Plaveisel |
Waar is de a. dorsalis pedis een verlenging van? A. a. tibialis anterior B. a. tibialis posterior C. a. fibularis | A. a. tibialis anterior |
Het optillen van de onderarm gebeurt door: A. m. biceps B. m. biceps en m. brachialis C. m. biceps, m. brachialis en m. brachioradialis | C. m. biceps, m. brachialis en m. brachioradialis |
Wat is de E/A index bij iemand met claudicatio intermittens? A. 0,4 B. 0,7 C. 1,0 D. 1,2 | B. 0,7 (0,5-0,9, onder 0,4 is rustpijn) |
Bij welke bevindingen verwacht je veneuze insufficientie? A. Mediale ulcus, EAI <0,9 B. Mediale ulcus, EAI > 0,9 C. Laterale ulcus, EAI <0,9 D. Laterale ulcus, EAI > 0,9 | B. Mediale ulcus, EAI < 0,9 |
Wat is het foramen epiploicum? A. Overgang endolymfe-perilymfe B. Verbinding bursa omentalis met peritoneumholte C. Verbinding choledochus en pancreas | B. Verbinding bursa omentalis met peritoneumholte |
Wat is een ontsteking met pusvorming in een niet gepreformeerde holte? A. Empyeem B. Abces C. Infiltraat D. Cyste | B. Abces |
Wat pas bij een duodenum perforatie? A. Acuut ontstane pijn B. Geleidelijk ontstaan C. Wisselend in ontstaan | A. Acuut ontstane pijn |
Wat is meestal niet congenitaal? A. Hernia umbilicalis B. Hernia diafragmatica C. Niet gesloten tunica vaginalis D. Hernia cicatricalis | D. Hernia cicatricalis |
Welke diagnostiek wordt bij een oesofaguscarcinoom gedaan? A. Gastroscopie en CT B. Gastroscopie en MRI C. Gastroscopie en echo | A. Gastroscopie en CT |
Waarmee kan je een cerumenprop verweken? A. Kraanwater B. Zonnebrandolie C. Hypotone zoutoplossing D. Azijn | B. Zonnebrandolie |
Wanneer is de buis van Eustachius open? A. In rust B. Bij slikken/geeuwen | B. Bij slikken/geeuwen |
Waar bevindt zich de ring van Waldeyer? | Farynx |
Welke kleur heeft de gramkleuring bij grampositieven? A. Blauwpaars B. Rood | A. Blauwpaars |
Naar hoeveel tonsillectomien is het de laatste jaren gedaald? | Van 40.000 naar 30.000 |
Van welke spier is de m. cremaster het verlengde? A. m. transversus abdominis B. m. obliquus interna C. m. obliquus externa | B. m. obliquus interna |
Door welk verschijnsel wordt een Hinchey 3 gekenmerkt? A. Abces paracolon B. Purulente peritonitis C. Feculente peritonitis | B. Purulente peritonitis |
Een coloscopie is gecontra-indiceerd bij een acute diverticulitis. A. Juist B. Onjuist | A. Juist |
Wat moet je doen bij spatten besmet bloed in iemands oog? A. Oog 10 min spoelen B. Oog, neus en mond 10 min spoelen C. Naar de spoed | B. Oog, neus en mond 10 min spoelen |
Het gehoor is meestal 1 week na otitis media acuta hersteld. A. Juist B. Onjuist | B. Onjuist (>4-6 weken) |