click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Temps Primitifs
Deuxième Page
Verbes | TP's |
---|---|
fluiten | siffler = floot, floten , heeft gefloten |
gaan | aller = ging, gingen , is gegaan |
gelden | valoir = gold, golden , heeft gegolden |
genezen | guérir = genas, genazen, heeft/is genezen |
genieten | jouir = genoot , genoten , heeft genoten |
geven | donner = gaf , gaven, heeft gegeven |
gieten | verser = goot , goten, heeft gegoten |
glijden | glisser = gleed,gleden, heeft/is gegleden |
glimmen | luire = glom , glommen , heeft gegtommen |
graven | creuser = groef, groeven, heeft gegraven |
grijpen | saisir = greep, grepen, heeft gegrepen |
hangen | pendre = hing , hingen, heeft gehangen |
hebben | avoir = had , hadden , heeft gehad |
heffen | soulever = hief , hieven, heeft geheven |
helpen | aider = hielp , hielpen, heeft geholpen |
heten | s'appeler = heette, heetten, heeft geheten |
hijsen | hisser = hees , hesen, heeft gehesen |
houden | tenir = hieid , hieiden, heeft gehouden |
houwen | tailler = hieuvv, hieuwen, heeft gehouwen |
jagen | chasser = joeg / jaagde, joegen / jaagden, heeft gejaagd |
kiezen | choisir = koos , kozen, heeft gekozen |
kijken | regarder = keek , keken, heeft gekeken |
klimmen | grimper = klom , klommen, heeft/is gekiommen |
klinken | résonner = klonk, klonken, heeft geklonken |
(k)nijpen | pincer = (k)neep, (k)nepen, heeft ge(k)nepen |
komen | venir = kwam, kwarrsen, is gekomen |
kopen | acheter = kocht, kochten, heeft gekocht |
krijgen | recevoir = kreeg, kregen, heeft gekregen |
krimpen | (se) rétrécir = kromp, krompen, is gekrompen |
kruipen | ramper = kroop, kropen, heeft/is gekropen |
kunnen | pouvoir = kon, konden, heeft gekund |
lachen | rire = lachte, lachten, heeft gelachen |
laden | charger = laadde, laadden, heeft geladen |
laten | laisser = liet, lieten, heeft gelaten |
iezen | lire = las , lazen , heeft gelezen |
liegen | mentir = loog , logen, heeft gelogen |
Liggen | être couché = lag, lagen, heeft gelegen |
Lijden | souffrir = leed , leden , heeft geleden |
Lijken | paraître = leek , îeken , heeft geteken |
Lopen | marcher, courir = liep , iiepen , heeft/is gelopen |
maien | moudre = maaide , maalden , heeft gemalen |
melken | traire = molk/ melkte, molken / melkten, heeft gemolken |
meten | mesurer = mat, maten, heeft gemeten |
mijden | éviter = meed, meden, heeft gemeden |
moeten | devoir = moest, moesten, heeft gemoeten |
mogen | pouvoir (perm.) = mocht, mochten, heeft gemoogd |
nemen | prendre = nam, namen, heeft genomen |
prijzen | louer, vanter = prees, prezen, heeft geprezen |
raden | deviner = raadde / ried, raadden / rieden, heeft geraden |
rijden | rouler = reed , reden, heeft/is gereden |
rijzen | s'élever = rees , rezen, is gerezen |
roepen | appeler = riep , riepen, heeft geroepen |
ruiken | sentir, flairer = rook, roken, heeft geroken |
scheiden | séparer = scheidde, scheidden, heeft/is gescheiden |
scheiden | invectiver = schold, scholden, heeft gescholden |
schersden | abîmer = schond, schonden , heeft geschonden |
schenken | donner, verser = schonk, schonken, heeft geschonken |
scheppen | créer = schiep, schiepen, heeft geschapen |
scheren | raser = schoor, schoren, heeft geschoren |
schieten | tirer (arme) = schoot, schoten, heeft geschoten |
schijnen | sembler, briller = scheen, schenen, heeft geschenen |
schrijden | marcher = schreed, schreden, heeft/is geschreden |
schrijven | écrire = schreef, schreven, heeft geschreven |
schrikken | s’effrayer = schrok , schrokken, is geschrokken |