Question
click below
click below
Question
Normal Size Small Size show me how
M1 BW e-learning
vragen uit de e-learning blok beweging
Question | Answer |
---|---|
Hoe heb je 'ogen in je achterhoofd'? | Visuele prikkels gaan via de n. opticus --> thalamus en bijbehorende sensorische banen --> visuele centrum occipitaalkwab |
Juist of onjuist: Je contactlens kan achter je oogbol verdwijnen | Onjuist. door de omslagplooi van de conjunctiva is dit niet mogelijk |
Wat zijn de functies van de conjunctiva? | 1. Bescherming oog tegen externe factoren 2. Bevochtiging oog (mucus en traanvocht) 3. Snel herstellen bij beschadiging |
Juist of onjuist: De oogspieren hechten aan op de sclera | Juist |
Wat is de functie van de retina? | Omzetten van licht in elektrische signalen (in staafjes en kegeltjes) --> prikkeling van zenuwvezels |
Hoe wordt de retina voorzien van bloed? | Buitenste deel: choroidea Binnenste deel: a. en v. centralis retinae |
Juist of onjuist: De macula is onderdeel van de fovea. | Onjuist. De fovea is een klein putje of verlaging in het midden van de macula die speciale kleurgevoelige kegeltjes bevat. |
Hoeveelste hersenzenuw is n. opticus? | 2e hersenzenuw |
Juist of onjuist: Centraal in de n. opticus liggen de arteria en vena centalis | Juist |
Juist of onjuist: De cornea bevat bloedvaten. | Onjuist. |
Juist of onjuist: De functies van de cornea zijn licht breken en het oog beschermen | Juist. |
Juist of onjuist: De vorm van de lens wordt beinvloed door de m. ciliare | Juist. Bij aanspanning --> ontspanning zonulavezels --> bolling lens. Bij ontspanning --> aanspannen zonulavezels --> platter worden lens |
Juist of onjuist: Je vraagt een patient of hij/zij gebruik maakt van optische correctie, omdat inadequate correctie een oorzaak kan zijn van beperkte gezichtsscherpte. | Juist. |
Wanneer meet je de visus? a. Voor het onderzoek van de pupilreacties b. Na het onderzoek van de pupilreacties | a. Voor het onderzoek van de pupilreacties. Na beschijnen oog met lampje kan de visus gestoord zijn. |
Juist of onjuist: een patient met een aandoening aan de macula zal beter zien met een stenopeische opening. | Onjuist: een stenopeische opening neemt potentiele sferische abberatie weg --> heeft alleen effect bij een refractieprobleem of niet-centraal gelegen troebeling (catarct) |
Juist of onjuist: Bij een hypermetropie kan de visus (bepaald met de visuskaart) normaal zijn | Juist: Dit komt door accomodatie van het oog (compensatie refractieafwijking) |
Vrouw van 50 jaar. Myopie van 4D en corrigerende contactlenzen. Nu wil ze een leesbril (terwijl ze lenzen draagt). Welke sterkte moet de bril hebben? a. -2D b. +2D c. -5D d. +5D | B. +2D. Op het moment dat iemand (de juiste) contactlenzen draagt, is de visus optimaal en is er dus een 'gewone' leescorrectie voor een 50-jarige nodig (+2D). |
Juist of onjuist: het centrale gezichtsveld wordt getest met de Amsler-Grid. | Juist. Je vraagt naar metamorfopsie en scotomen. Bij een netvliesloslating (ablatio retinae), netvliesscheur of bij maculadegeneratie zullen er afwijkingen zijn tijdens de test. |
Juist of onjuist: het perifere gezichtsveld wordt getest met de test van Donders. | Juist |
Juist of onjuist: fucties van de n. oculomotorius zijn o.a.: 1. optrekken bovenste ooglid (m. levator palpebrae) 2. accomodatie (m. ciliaris) 3. pupilverwijding (m. dilatator pupillae) | Onjuist. De n. oculomotorius zorgt wel voor 1&2, maar zorgt niet voor pupilverwijding. n. III --> pupilvernauwing (m. constictor pupillae). n. II --> pupilverwijding (m. dilatator pupillae) |
Juist of onjuist: functies m. obliquus superior zijn o.a.: 1. intorsie (oog naar binnen draaien) 2. oogbol naar beneden trekken | Juist |
Juist of onjuist: RAPD ontstaat door een eenzijdige laesie van de n. opticus | Juist |
Juist of onjuist: Bij MS kan het beeld in fundo normaal zijn, maar de RAPD positief | Juist. Dit komt door neuritis retrobulbaris (pariele laesie van de n. opticus) |
Juist of onjuist: Bij schrik wordt het zicht veraf beter. | Onjuist. Bij schrik wordt het zicht dichtbij juist beter door activatie van de sympaticus: 1. activatie spier in corpus ciliare --> ontspanning zonulavezels --> bollere lens (scherp zicht dichtbij) 2. activering m. dilatator pupilae --> pupilverwijding |
Juist of onjuist: Een niet-ronde pupil kan gezien worden na: 1. een lens- of glaucoomoperatie 2. Uveïtis | Juist |
Waarom lopen er soms tranen over de wangen van bejaarden (als ze niet verdrietig zijn)? | Door verslapping van het bindweefsel ligt het traanpunt niet meer tegen conjunctiva aan --> tranen kunnen niet mer afvloeien via de traanbuizen |
Juist of onjuist: de volgende zenuwen zijn zowel motorisch als sensibel: 1. n. trigeminus (V) 2. n. facialis (VII) 3. n. glossopharyngeus (IX) 4. n. vagus (X) | Juist. Ezelsbruggetje (1975 - negen-tien-vijf-en-zeven(tig)) |
Juist of onjuist: de n. olfactorius loopt niet via de thalamus maar gaat direct naar de cortex | Juist |
Bij een centrale facialis parese is er sprake van: a. verstreken voorhoofdrimpels in rust b. een gestoorde oogsluiting c. een verstreken nasiolabiale plooi | C. Een verstreken nasolabiaalplooi. Antwoorden a&b gelden voor een perifere facialisparese. |
De linker m. sternocleidomastoideus zorgt voor: a. je hoofd naar links roteren b. je hoofd naar rechts roteren | b. Je hoofd naar rechts roteren. |
Juist of onjuist: grove tast gaat via dunne, ongemyeliniseerde vezels. | Juist. vitaal (dunne, ongemyeliniseerde vezels): grove tast, pijn en temperatuur. gnostisch (dikke, gemyeliniseerde vezels): bewegingszin, fijne tast, proprioceptie, vibratiezin. |
De proef van Romberg is positief bij: a. een aandoening van het achterste ruggenmerg b. een aandoening van de perifere zenuwen in de benen (e.g. polyneuropathie) c. Beide | c. Beide |
Wat test je bij de proef van Romberg? | Proprioceptie (het diepe gevoel). |
Wat is ataxie? | Stoornissen van evenwicht en bewegingscoordinatie. |
Juist of onjuist: de oorzaak van ataxie ligt altijd in het cerebellum. | Onjuist. |
Juist of onjuist: een laesie in het cerebellum geeft contralateraal problemen. | Onjuist |
Juist of onjuist: Wanneer iemand valneiging heeft terwijl de ogen open zijn, hoe breed hij de voeten ook uit elkaar zet, kun je de proef van Romberg niet uitvoeren. | Onjuist. |
Juist of onjuist: De proef van Romberg kan worden gecombineerd met de proef van Barré, alleen dan test je 2 dingen tegelijk. | Juist. Met de proef van Romberg test je de functie van het diepe gevoel en met de proef van Barré een centrale latente parese. |
Juist of onjuist: Wanneer de patiënt klaagt over valneiging vooral in de nacht dan is de proef van Romberg geïndiceerd. | Juist. Voor een goede coördinatie en evenwicht moeten 2/3 afferente systemen (visus, proprioceptie en evenwicht) intact zijn. Bij valneiging in de nacht -->visus mist dus probleem proprioceptie of vestibulair. Romberg maakt onderscheid tussen laatste twee |
Juist of onjuist: Bij een diepe gevoelsstoornis verwacht je dat de patiënt met gesloten ogen de armen kan stilhouden. | Onjuist. Bij een diepe gevoelsstoornis --> algehele houdingsinstabiliteit; dit betekent dat ook de armen niet stil kunnen worden gehouden. Het proneren of uitzakken van een arm is geen teken van houdingsinstabiliteit, maar van een latente centrale parese |
Verhoogde oogknipperfrequentie komt voor bij: A. Huntington B. ziekte van Parkinson | A. Huntington. Interindividuele variatie in oogknipperfrequentie door nervositeit, het dragen van contactlenzen. M. Huntington en M. Parkinson zijn extrapiramidale bewegingsstoornissen, leidend tot hyper- resp. hypokinesie. |
Bij nystagmus door schedeltrauma, ligt de oorzaak bij welk systeem? a. Visueel b. Vestibulair c. CZS | B. Vestibulair |
Juist of onjuist: Wanneer de top-neusproef met gesloten ogen intact is, heeft herhalen met ogen open geen toegevoegde waarde. | Juist. Bij een stoornis van de proprioceptie, is ook de coördinatie van beweging aangedaan. Dit wordt pas zichtbaar bij het uitschakelen van het visuele systeem. Met open ogen wordt een eventuele proprioceptieve stoornis gemaskeerd. |
Juist of onjuist: Als de top-neusproef met de ogen dicht niet soepel wordt uitgevoerd, is het zinvol deze proef nog eens uit te laten voeren met de ogen open. | Juist. Het is mogelijk dat er sprake is van een cerebellaire stoornis en dan is de topneusproef zowel met ogen open als met ogen dicht gestoord. |
Het onderscheid tussen een cerebellaire en sensorische ataxie kan worden gemaakt met het volgende onderzoek (meerdere antwoorden mogelijk): a. Knie-hielproef b. Proef van Romberg c. Top-topproef d. Top-neusproef | a. Knie-hielproef b. Proef van Romberg en d. Top-neusproef. Er is geen invloed van de optische correctie bij de cerebellaire ataxie; dat geldt bij de proef van Romberg, maar ook bij de topneus- en kniehielproef. |
Juist of onjuist: De top-topproef hoeft alleen maar eenzijdig te worden uitgevoerd. | Onjuist. Met de wijsproeven wordt de ipsilaterale cerebellumhelft getest. Met beide armen dient daarom de toptopproef te worden uitgevoerd. |
Juist of onjuist: Alcohol kan ataxie veroorzaken. | Juist. Overmatig gebruik van alcohol leidt tot een dronkenmansgang, dit is in feite een cerebellaire ataxie. Denk ook aan de alcoholtest vroeger met het lopen over een lijn. |
Bij de koorddansersgang beoordeel je het looppatroon van de patiënt. Daarbij moet de patiënt... a. eerst recht vooruit kijken en daarna naar zijn voeten b. eerst naar zijn voeten kijken en daarna recht vooruit | B. Eerst naar zijn voeten kijken en daarna recht vooruit. Wanneer patiënt naar zijn voeten kijkt draagt de visus bij aan de coördinatie, dat is niet meer het geval bij recht vooruitkijken en dan zal een subtiele sensorische ataxie duidelijk worden. |
Wat is het meest specifieke kenmerk van een functionele loopstoornis? a. breed gangspoor b. scharend looppatroon c. gestoorde koorddansersgang d. variatie van het looppatroon in tijd | d. variatie van het looppatroon in tijd. Scharend looppatroon --> dubbelzijdige spastische parese Breed gangspoor en gestoorde koorddansersgang --> cerebellaire en sensorische ataxie |
Valneiging bij geopende ogen en gesloten ogen naar alle zijden mogelijk. Dit past bij: a. vestibulaire ataxie b. cerebellaire ataxie c. sensorische ataxie | a. Cerebellaire ataxie |
Geen valneiging bij geopende ogen, wel bij gesloten ogen met de valneiging steeds naar dezelfde zijde. Dit past bij a. vestibulaire ataxie b. cerebellaire ataxie c. sensorische ataxie | b. Vestibulaire ataxie |
Geen valneiging bij geopende ogen, wel bij gesloten ogen naar alle zijden mogelijk. Dit past bij: a. vestibulaire ataxie b. cerebellaire ataxie c. sensorische ataxie | c. Sensorische ataxie |
Welk sx is aanwezig in de vroege fase van ZvP? a. traag, schuifelend looppatroon, met kleine passen b. asymmetrisch verminderde armzwaai c. verminderde staphoogte d. episodes van 'bevriezen' vd voeten tijdens het lopen e. voorovergebogen houding | b. asymmetrisch verminderde armzwaai |
Waarom dient een neurologisch onderzoek altijd tweezijdig te worden uitgevoerd? | Mensen verschillen in hoeveel kracht of gevoel ze hebben. Door vergelijking L/R kun je beter beoordelen of er verlies van kracht of gevoel is. Reflexen kunnen hoog of laag zijn, als dit symmetrisch is, is dit meestal normaal. |
Fasciculaties komen voor bij: a. Parkinson b. MS c. ALS | c. ALS. Fasciculaties kunnen optreden bij aandoeningen van het perifere motorneuron. Deze is onder andere aangedaan bij ALS. Bij aandoeningen van het centrale motorneuron zoals MS en bij parkinson is het perifere motorneuron niet aangedaan. |
Jonge vrouw heeft sx van spasticiteit in de rechterarm (vleugelstand) en het rechterbeen (circumductie). Waar is de afwijking gelokaliseerd? a. Perifere neuropathie b. Linker hemisfeer c. Rechter hemisfeer | b. Linker hemisfeer. Sx duiden op pathologie in de piramidebaan. De piramidebaan die de rechter lichaamshelft aanstuurt begint in de motorische cortex links, kruist in de hersenstam en loopt vervolgens in de rechterhelft van het ruggenmerg. |
Jonge vrouw heeft sx van spasticiteit in de rechterarm (vleugelstand) en het rechterbeen (circumductie). Wat verwacht je van je peesrekkingsreflexen? a. Links hoger dan rechts b. Rechts hoger dan links c. Links en rechts gelijk | b. Rechts hoger dan links. Pathologie in het centraal motorneuron/piramidebaan leidt tot verminderde centrale inhibitie van de reflexboog. Hierdoor zijn de reflexen aan de rechter kant verhoogd. |
Bij dhr. Bos zie je dat zijn linker mondhoek hangt. Hij gebruikt zijn linkerhand minder dan rechts. Hij loopt wat onzeker met iets slepen van het linkerbeen. Waar zit het probleem? a. Rechter hemisfeer b. Cerebellum c. Linker hemisfeer | a. Rechter hemisfeer. Pt heeft linkszijdige uitval van de motoriek. Het cerebellum is niet verantwoordelijk voor de aansturing van de motoriek, maar voor de fijne coördinatie daarvan. De sx passen bij een probleem in het centraal motorneuron en wel rechts |
Wat verwacht je van de spiertonus bij een aandoening van de motorische cortex? a. verhoogd b. verlaagd | a. verhoogd (spasticiteit) |
Wat verwacht je van de spiertonus bij een aandoening van de basale kernen? a. verhoogd b. verlaagd | a. verhoogd (rigiditeit) |
Wat verwacht je van de spiertonus bij een aandoening van de spieren? a. verhoogd b. verlaagd | b. verlaagd (hypotonie) |
Waarom wordt de beweging van de extremiteit langzaam en snel uitgevoerd bij het onderzoek van de tonus? | Bij de langzame beweging onderzoek je de rigiditeit (tandrad of loden pijp fenomeen, kenmerken van een extrapiramidaal probleem) en bij de snelle beweging de spasticiteit (knipmesfenomeen, kenmerk van een piramidaal probleem). |
Op je tenen lopen kan door welke spier? a. m. gastronemicus b. m. tibialis anterior c. m. extensor digitorum | a. m. gastronemicus. b&c zijn verantwoordelijk voor het lopen op hakken. |
Juist of onjuist: de m. interossei is verantwoordelijk voor het spreiden van de vingers | Juist. |
Indien iemand normale kracht heeft, maar na een tijdje aanspannen duidelijk minder kracht, waar verwacht je dan dat het probleem zit? a. spier b. zenuw c. neuromusculaire overgang d. centraal | c. neuromusculaire overgang. Bij een aandoening vd neuromusculaire overgang --> transmissie vaak goed bij kortdurende aanspanning en slechter bij langdurige aanspanning --> parese. Laesie centrale motorneuron, zenuw of spier --> constante parese. |
Aan welke niet neurologische oorzaken kunnen we denken wanneer een patiënt niet in staat is vanuit hurkzit omhoog te komen? | Niet alleen neurologische oorzaken, maar ook gewrichtsproblemen. Een patiënt kan hierin ook beperkt zijn als gevolg van heup- of knieproblemen. |
Peesrekkingsreflexen kunnen worden versterkt door de patiënt een rekenreeks te laten vertellen. Wat is het mechanisme van die versterking? | Door een cognitieve inspanning van de patiënt wordt de centrale inhibitie van de peesrekkingsreflexen op het niveau van het ruggenmerg verminderd. |
Waar zit meest waarschijnlijk het probleem bij een voetzoolreflex volgens Babinski aan beide voeten? a. Thorale myelum b. Linker hemisfeer c. Rechter hemisfeer | a. thoracale myelum. Een dubbelzijdige respons van Babinski --> dubbelzijdig probleem in het CMN/de piramidebaan. Bij een cerebrale lokalisatie zou er in beide hemisferen pathologie moeten zijn (niet heel waarschijnlijk) |
Patient is buiten bewustzijn. Wat zou je kunnen ruiken aan de adem? | Alcohol, aceton (DM), ammoniak (leverfalen) |
Hyperventilatie (Kussmaul) komt voor bij? a. koorts, metabool (diabetische coma), ponslaesie b. cardiopulmonaal, neurologische laesie diep hemisferaal c. laesie verlengde merg d. fladderthorax | a. koorts, metabool (diabetische coma), ponslaesie (ezelsbruggetje: K van kussmaul en koorts) |
Cheyne-Stokes ademhaling komt voor bij? a. koorts, metabool (diabetische coma), ponslaesie b. cardiopulmonaal, neurologische laesie diep hemisferaal c. laesie verlengde merg d. fladderthorax | b. cardiopulmonaal, neurologische laesie diep hemisferaal (ezelsbruggetje: C van cheyne en cardiaal) |
Atactische ademhaling komt voor bij? a. koorts, metabool (diabetische coma), ponslaesie b. cardiopulmonaal, neurologische laesie diep hemisferaal c. laesie verlengde merg d. fladderthorax | c. laesie verlengde merg |
Paradoxale ademhaling komt voor bij? a. koorts, metabool (diabetische coma), ponslaesie b. cardiopulmonaal, neurologische laesie diep hemisferaal c. laesie verlengde merg d. fladderthorax | d. fladderthorax |
Juist of onjuist: Een terugtrekken van de arm bij een pijnprikkel aan een comateuze patient is te duiden als een afweerreactie. | Juist |
Juist of onjuist: Een terugtrekken van de arm bij een pijnprikkel aan een comateuze patient is te duiden als pathologisch buigen. | Juist |
Juist of onjuist: Een terugtrekken van de arm bij een pijnprikkel aan een comateuze patient is te duiden als te snel stoppen met de pijnprikkel. | Juist |
Wat zijn hersenstamreflexen? | Pupilreactie, corneareflex, oculocefaal reflex, oculovestibulaire reflex |
Welke autonome functies worden in de hersenstam gereguleerd? | Ademhaling, hartslag en bloeddruk |
Welke hersenzenuwen zijn intact bij het locked-in syndroom? a. n. oculomotorius en n. trochlearis b. n. oculomotorius en n. abducens c. n. trochlearis en n. abducens | a. n. oculomotorius en n. trochlearis. De kernen van de n. oculomotorius en trochlearis liggen in het mesencephalon, terwijl de kern van de n.abducens ligt ventraal laag in de pons --> willekeurige verticale oogbewegingen zijn wel mogelijk |
Waarom ga je voordat je de nekstijfheid test, het hoofd roteren? | Om na te gaan of de beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom niet beperkt is als gevolg van een structurele aandoening, zoals cervicale artrose, myalgie of parkinson. |
Juist of onjuist: belangrijke functies van de wervelkolom zijn beweeglijkheid van de romp en bescherming van het ruggenmerg. | Juist |
De wortel van L4 treedt uit tussen de volgende wervels: a. L3 en L4 b. L4 en L5 | b. L4 en L5. Vanaf thoracaal niveau wordt de wortel genoemd naar de bovenliggende wervel. |
De m.trapezius (monnikskapspier) hecht enerzijds vooral aan het schouderblad en anderzijds aan een aantal wervels. | De m. trapezius hecht aan de wervels C1 tot en met Th12. Daarmee loopt deze spier van de schedelbasis tot aan het midden van de rug. Deze spier zorgt voor retroflexie en rotatie van het hoofd en bepaalt (mede) de positie van het schouderblad. |
Wanneer bij een patiënt het rechterbeen korter is dan het linkerbeen, dan: a. positieve Trendelenburg bij staan op het rechterbeen b. staat de SIPS rechts hoger dan links. c. is er een thoracolumbale scoliose op lumbaal niveau convex naar rechts | c. is er een thoracolumbale scoliose op lumbaal niveau convex naar rechts |
Waarop wijst overmatige beharing in de mediaanlijn op lumbosacraal niveau? | Overmatige beharing ter hoogte van de lumbasacrale wervelkolom kan een uiting zijn van een spina bifida occulta. |
Bij het lumbosacraal radiculair syndroom buigt de patiënt met een antalgische houding.. a. naar de aangedane zijde b. naar de niet-aangedane zijde | b. naar de niet-aangedane zijde. Door lateroflexie naar de niet aangedane zijde wordt druk van de wortel gehaald en daarmee de pijn verminderd. |
Welke aandoeningen kunnen leiden tot een versterkte thoracale kyfose? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Spondyloartritis b. Osteoporose c. M. Scheuermann d. Spondylolisthesis | a. spondyloartritis (bechterew) en b. osteoporose --> kunnen als gevolg van wigvorming van de thoracale wervels een versterkte thoracale kyfose geven. |
Aspecifieke lage rugklachten kunnen het gevolg zijn van een... (meerdere antwoorden mogelijk) a. overbelasting b. beenlengteverschil c. spondyloartritis d. lumbosacraal radiculair syndroom | a. overbelasting en b. beenlengteverschil. Beenlengteverschil --> functionele scoliose. Daarbij ontstaat een disbalans in de wervelkolom en de omringende spieren en dit kan leiden tot rugklachten. c en d zijn specifieke oorzaken van lage rugklachten. |
Wat observeer je bij het lopen en welke wortel is betrokken bij atrofie van de m. quadriceps femoris? | Op slot zetten van de knie, L4 |
Wat observeer je bij het lopen en welke wortel is betrokken bij atrofie van de m. tibialis anterior? | Voetheffersparese, L5 |
Wat observeer je bij het lopen en welke wortel is betrokken bij atrofie van de m. gastronemicus? | Voetbuigersparese, S1 |
Juist of onjuist: Bij aspecifieke rugpijn kan pijn worden geprovoceerd door lateroflexie naar de aangedane zijde | Juist. Zowel lateroflexie naar de aangedane als de niet aangedane zijde van de rug kan provocatie van de pijn geven als gevolg van compressie resp. druk op de spieren. |
Juist of onjuist: Bij aspecifieke rugpijn kan pijn worden geprovoceerd door lateroflexie naar de niet-aangedane zijde. | Juist. Zowel lateroflexie naar de aangedane als de niet aangedane zijde van de rug kan provocatie van de pijn geven als gevolg van compressie resp. druk op de spieren. |
Juist of onjuist: Een pijnlijke extensie van de wervelkolom is een specifieke bevinding. | Onjuist. Bij pijnklachten in de rug door welke oorzaak dan ook ontstaat vaak reflectoir verhoogde spanning in de paravertebrale spieren, waardoor rek daarvan bij extensie pijnlijk is. |
De eerste processus spinosus die je palpeert onder onder de rand van de schedel is: a. C1 b. C2 c. C3 | b. C2. De eerste processus spinosus die je palpeert is die van C2, C1 heeft geen processus spinosus. |
Wat is het doel van de palpatie van het tuber ischiadicum? | In de differentiaaldiagnose van pijn in de bilstreek staat een enthesopatie van de aanhechting van de hamstrings. Bij deze enthesopatie is de palpatie van het tuber ischiadicum pijnlijk. |
In welke geval is er een indicatie voor het uitvoeren van de voetzoolreflex bij een patiënt met nek- of rugklachten? | Wanneer er verdenking is op een myelopatie. Een pathologische voetzoolreflex wijst op de betrokkenheid van de pyramidebaan. Deze kan beschadigd zijn door druk in geval van een (meestal cervicale) myelopatie. |
Welke bevinding past niet bij een lumbaal radiculair syndroom van wortel L5? a. Positieve proef van Kemp b. Verminderde sensibiliteit op de voetrug c. Negatieve KPR d. Postieve gekruiste Lasegue | c. Negatieve KPR. De kniepeesreflex hangt samen met zenuwwortel L4, niet L5. |
Is op grond van de aangedane zenuwwortel, bv. L5, uit te maken op welk ossaal niveau het probleem zit? a. Ja b. Nee | b. Nee. Op grond van de aangedane wortel (bv. L5) is niet altijd uit te maken op welk niveau het probleem zit. Dit kan zijn L4/L5 of L5/S1. |
Kun je een aantal klachten noemen waarbij een onderzoek van de hersenzenuwen op zijn plaats is? | Letsel in het gelaat, hersenletsel, (sub)acuut optredende hoofdpijn, problemen met ruiken, zien, horen, gevoel of motoriek van het gelaat, duizeligheid, spraak- of slikproblemen, |
Op indicatie wordt bij het onderzoek van de hersenzenuwen de n.olfactorius onderzocht. Kun je twee indicaties hiervoor noemen | Reuksmaakstoornis, verdenking proces in de voorste schedelgroeve, verdenking M. Parkinson |
Het is belangrijk bij het onderzoek van de n. olfactorius per neusgat een geur aan te bieden. a. Ja b. Nee | b. Nee. De neuskeelholte is een geheel en dat betekent dat er geen linksrechts onderscheid te maken valt. Ook kruist een deel van de zenuwen wel, een deel niet, zodat de reukdoor beide hersenhelften wordt verzorgd. |
Verklaar de wijde lichtstijve pupil bij verhoogde hersendruk. | De N III is een lange zenuw, die als hij vanuit de achterste schedelgroeve de middelste binnengaat, de tentoriumrand kruist. Bij verhoogde hersendruk wordt de zenuw daar afgekneld. |
Een patiënt heeft een volledige uitval van de n. opticus links door een neuritis optica. Verder zijn er geen andere laesies. De pupillen zijn: a. isocoor b. anisocoor, rechts groter dan links c. anisocoor, links groter dan rechts | a. isocoor. Er is alleen afferente input via de n. opticus rechts (links is immers uitgevallen), maar deze informatie wordt aan de n. oculomotorius beiderzijds doorgegeven. Hierdoor is de pupilgrootte gelijk. |
Juist of onjuist: Een patiënt heeft een anisocorie waarbij de rechterpupil kleiner is dan de linkerpupil. Er is ook een hangend ooglid (ptosis) aan de rechterkant. Dit past goed bij een oculomotoriusuitval aan de rechterkant. | onjuist. Hoewel ptosis het gevolg kan zijn van een n.oculomotoriusuitval en ook anisocorie kan veroorzaken, leidt een n.oculomotoriusuitval tot een verwijding van de pupil. "down and out' |
Uitval van de n.oculomotorius, n. trochlearis of n.abducens kan leiden tot: a. Nystagmus b. Dubbelbeelden c. Nystagmus en dubbelbeelden | b. Dubbelbeelden |
Welke functies heeft de n. trigeminus? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Kauwkracht b. Smaak c. Sensibiliteit rond het oog d. Mimiek | a. kauwkracht en c. sensibiliteit rond het oog (smaak --> glossopharyngeus en facialis; mimiek --> facialis ) |
Juist of onjuist: De afferente en efferente zenuw van de corneareflex zijn de n. trigeminus respectievelijk de n. facialis | Juist.De n.trigeminus is de afferente zenuw en de n.facialis is de efferente zenuw. De reflex wordt beoordeeld op het dichtknijpen van het oog, niet op het omhoog draaien van de oogbol wat ook plaatsvindt, maar niet te zien is (n.oculomotorius). |
Waarom worden de n. glossopharyngeus en n. vagus samen onderzocht? | Ze hangen anatomisch nauw samen en leiden dus vaak tot gelijktijdige uitval. |
Welke bewegingen van het hoofd maken we met de spieren die door de n.accessorius geïnnerveerd worden? | Ja knikken en nee schudden. |
Bij uitval van de n. hypoglossus wordt de tong uitgestoken: a. naar de zieke kant b. naar de gezonde kan | a. naar de zieke kant. De spieren van de tong duwen vanuit weerszijden naar binnen toe. Eenzijdige uitval van de n. hypoglossus (bijvoorbeeld: links) leidt tot zwakte van de tongspier links, en daarmee een onvermogen om naar rechts te duwen. |
Wat voor gewricht is de heup? a. Scharniergewricht b. Kogelgewricht c. Zadelgewricht | b. Kogelgewricht. Het heupgewricht bestaat uit het acetabulum, de kom van bot, en de femurkop, die kogelvormig is en kan ronddraaien. Dit maakt het een kogelgewricht. |
Door welke structuren waarborg je de stabiliteit van de heup? Meerdere antwoorden zijn correct. a. Labrum acetabulare b. Ventrale spiergroepen c. Tuber ischiadicum d. Dorsale spiergroepen e. Het gewrichtskapsel f. Ligamentum teres | a. labrum acetabulare, b. ventrale spiergroepen, d. dorsale spiergroepen en e. het gewrichtskapsel. |
Welke van de volgende arteriën verzorgt het grootste deel van de bloedvoorziening van de kop van de heup? a. arteria circumflexa b. arteria ligamentum teres | a. arteria circumflexa. De belangrijkste bloedvoorziening van de kop van de heup vindt plaats door de ventrale en dorsale arteria circumflexa, die aftakt van de arteria femoralis profunda. |
Waarom moet je niet langer dan een aantal dagen met een kussen de knie ondersteunen? a. Kans op blijvende flexie beperking b. Kans op blijvende extensiebeperking c. Zorgt voor een slechtere doorbloeding in de knie | b. zorgt voor blijvende extensiebeperking. Een kussen is fijn voor de pijn. Als deze te lang onder de knie wordt gelegd --> verkorting van de structuren aan de achterzijde van de knie (gewrichtskapsel en peesinserties) --> extensiebeperking van de knie. |
Bij welke traumatische aandoening veroorzaakt de reflex van de patiënt zijn spieren aan te spannen schade? a. Tibiafractuur b. Patellaluxatie c. Meniscusscheur d. Partiële ruptuur collaterale banden | b. Patellaluxatie. In het geval van een patellaluxatie die je wil reponeren, is het belangrijk dat je de knie naar volledige extensie beweegt en je de patiënt vraagt bovenbeen te ontspannen. Reponeren in flexie --> retropatellaire kraakbeenbeschadiging |
Hoe kan een bursitis ontstaan? | 1. microtraumata 2. jicht 3. infectie |
Wat kan palpatie van de gewrichtsspleet als afwijkende bevindingen opleveren? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Pijn bij artrose b. Pijn bij meniscusletsel c. Osteofyt d. Patellasubluxatie e. Ontstekingen f. Jumpers knee | a. pijn bij artrose, b. pijn bij meniscusletsel, c. osteofyt |
Welke functies heeft een synoviaal membraan? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Immunologisch b. Schokdempend c. Stabiliteit d. Voedend | a. immunologisch, b. schokdempend en d. voedend |
Hoe ontstaat een stand van Bonnet? | Bij een flinke toename van de hoeveelheid synoviaalvocht in een gewricht zal het gewricht de stand aannemen waarin de meeste ruimte voor het vocht is. Dit is de flexiestand. |
Is de stand van Bonnet specifiek voor de knie? a. Ja b. Nee | b. Nee. Een stand van Bonnet is niet specifiek voor de knie, maar komt daar wel het meest voor. |
Ochtendstijfheid komt vooral voor bij: a. artrose en ontstaat door het cortisoldagritme b. artrose en ontstaat door synoviaalvocht in kraakbeen c. artritis en ontstaat door het cortisoldagritme d. artritis en ontstaat door synoviaalvocht in kraakbeen | c. artritis en onstaat door het cortisoldagritme. de cortisolspiegel is 'snachts het laagst. Bij inflammatoire aandoening --> lagere cortisolspiegel --> ontsteking minder geremd. Dit betekent voor het gewricht meer synovitis in nanacht en vroege ochtend. |
Startstijfheid komt vooral voor bij: a. artrose en ontstaat door het cortisoldagritme b. artrose en ontstaat door synoviaalvocht in kraakbeen c. artritis en ontstaat door het cortisoldagritme d. artritis en ontstaat door synoviaalvocht in kraakbeen | b. artrose en onstaat door het synoviaalvocht in het kraakbeen. Tijdens belasten masseer je synoviaalvocht in het kraakbeen. In rust geen massage --> het kraakbeen minder elastisch is en de beweging minder soepel verloopt. Latere fase: kraakbeen dunner. |
Waarom voeren we zowel een voorste schuifladetest als een Lachman test uit bij een verdenking op een voorste kruisbandletsel? | Afhankelijk van de stand van de knie worden verschillende bundels van de voorste kruisband aangespannen. De voorste kruisband dient namelijk in het gehele bewegingstraject stabiliteit aan te bieden. |
Waarom wordt de achterste kruisband bij de patiënt niet getest? | Achterste kruisbandletsel treedt alleen op bij een posterieure knieluxatie (dashboard trauma). |
Waarom wordt de valgus- en varusstresstest uitgevoerd met het been in 0 en 30 graden? | Omdat in de stand van 0 graden de knie de meeste krachten moet weerstaan. In het verdere bewegingstraject staan er (normaliter) niet zoveel krachten op de collaterale structuren want dan zal het been niet geheel gewicht dragend zijn. |
Waarom luxeert de patella naar lateraal bij een luxatie? | De patella kan naar lateraal luxeren indien de mediale structuren te ruim zijn of scheuren en/of de laterale rand van de trochlea hypoplastisch is. Hiernaast zijn de laterale structuren die aanhechten op de patella veel sterker --> scheuren minder snel. |
Welke anamnese is een indicatie voor de apprehensiontest? a. Patellafractuur b. Subluxaties van de patella c. Patellapeesruptuur | b. subluxaties van de patella |
Waarom zien we vaker letsel van de mediale dan van de laterale collaterale band op het voetbalveld? a. De voet blijft staan en de knie gaat in varus b. De voet blijft staan en de knie gaat in valgus | b. De voet blijft staan en de knie gaat in valgus, omdat de rest van het lichaam naar binnen roteert. Daarnaast flinke krachten op de mediale band. Als je lichaam naar buiten zou roteren blijft je voet niet staan en komt er geen extra kracht op de knie. |
Wat houdt een unhappy triad in? a. Letsel van de mediale collaterale band, mediale meniscus en voorste kruisband b. Letsel van de laterale collaterale band, laterale meniscus en achterste kruisband | a. De unhappy triad treedt vaak op tijdens het beoefenen van contact sporten, zoals voetbal, rugby, American football. Bij deze blessure zijn drie structuren van de knie aangedaan: de mediale collaterale band, de mediale meniscus en de voorste kruisband. |
Uit welke botten bestaat de knie? | Fibula, tibia, patella, femur |
Uit welke structuren bestaat het strekapparaat? | Tuberositas tibiae, patellapees, patella en m. quadriceps |
Noem 2 functies van de menisci... | Schokdemping en stabiliteit |
Welke structuren zorgen voor de stabiliteit van de knie? | Bovenbeenspieren, menisci, collaterale banden en het gewrichtskapsel. |
In geval van zwelling bij een traumatische knie kan sprake zijn van hemartros of hydrops. Kun je hierin onderscheid maken bij het lichamelijk onderzoek? a. Ja b. Nee | b. Nee. Een verdenking kan wel worden uitgesproken als je de duur tot ontstaan van de zwelling weet: snel ontstane zwelling --> hemartros (bijvoorbeeld bij een letsel van de voorste kruisband), langzamer ontstane zwelling is waarschijnlijker hydrops |
Wat is de meerwaarde van het uitvoeren van de inspectie bij een liggende patiënt ten opzichte van een staande patiënt? | Afwijkende stand van de knie kun je dan beter zien Afwijkende stand van de heup kun je dan beter zien Lateralisatie van de patella kun je dan beter zien Quadricepsatrofie is beter te zien |
Een Bakerse cyste is een uitstulping van het gewrichtskapsel. Wat is de reden dat deze zich aan de achterzijde en niet aan de voorzijde van de knie voorkomt? | Als in de knie te veel vocht wordt aangemaakt ontstaat in het gewricht grote druk en gaat het gewrichtskapsel op de zwakste plek uitpuilen. Dat is aan de achterzijde van de knie, omdat hier spieren minder stevigheid bieden dan aan de voorzijde. |
Wat maakt dat atrofie van het mediale deel van de m. quadriceps doorgaans de meest opvallende vorm van spieratrofie bij kniepathologie is? | De spierbuik van de m.vastus medialis bevindt zich met een relatief groter deel boven het kniegewricht waardoor atrofie van dit deel van de m.quadriceps beter zichtbaar is dan atrofie van de spierbuik van de m. vastus lateralis. |
Uit welke structuren is het schouderdak opgebouwd? Meerdere antwoorden zijn correct. a. De bursa subacromialis b. Het tuberculum majus c. Het ligamentum coraco-acromiale d. Het acromion e. De processus coracoideus | c. Het ligamentum coraco-acromiale d. Het acromion e. De processus coracoideus |
Waar moet je aan denken bij een afwijkende stand van de clavicula? a. AC-subluxatie b. Claviculafractuur c. Beide | c. beide |
Welke spieren zijn bij de inspectie, bij een patiënt met een schouderprobleem, in de vergelijking links met rechts goed te beoordelen? | m. trapezius, m. biceps, m. infraspinatus en de m. deltoideus |
Moet je beide zijden testen bij een patiënt met een schouderprobleem? a. Ja, er zijn grote fysiologische verschillen tussen mensen die in de vergelijking van het testen van de linker- en rechterzijde kunnen worden opgemaakt b. Nee | a. Ja, er zijn grote fysiologische verschillen tussen mensen die in de vergelijking van het testen van de linker- en rechterzijde kunnen worden opgemaakt |
Welke structuren zorgen voor stabiliteit van het glenohumerale gewricht? a. Het labrum b. Rotatorcuff c. M.pectoralis major d. M.deltoideus e. De ligamenten f. Het gewrichtskapsel | a. het labrum, b. de rotatorcuff, c. de ligamenten en d. het gewrichtskapsel |
Waar staat de onderzoeker bij het passieve bewegingsonderzoek van de schouder? a. Achter de patiënt b. Voor de patiënt | a. achter de patient. In deze positie is het voor de onderzoeker mogelijk de beweging van de scapula ook te beoordelen. |
Welk eindgevoel verwacht je bij de volgende passieve bewegingen van de normale schouder? | een verend eindgevoel |
Wanneer de actieve beweging beperkt is en de passieve niet, dan zit in welke structuur/structuren de oorzaak? | in de spier, de pees of de psyche, maar niet in het gewricht zelf. |
Wat zegt het als de horizontale adductie gestoord is? | Horizontale adductie geeft compressie op het ac-gewricht. Bij een probleem van dit gewricht zal de beweging tijdens de adductie in toenemende mate pijnlijk zijn. Palpatie van het ac-gewricht bevestigt het vermoeden van een ac-probleem. |
Juist of onjuist: Op een röntgenfoto worden bij een frozen shoulder duidelijke afwijkingen gezien. | Onjuist. Feedback Bij een frozen shoulder bestaat een ontsteking van het gewrichtskapsel. Er worden op de rontgenfoto geen afwijkingen gezien, omdat het gewrichtskapsel niet zichtbaar is op een rontgenfoto en ossale afwijkingen niet optreden. |
Juist of onjuist: Bij een frozen shoulder of gelnuhumerale artrose vind je schouderklachten met passieve bewegingsbeperking. | Juist |
Juist of onjuist: Bij SAPS en AC-artrose vind je schouderklachten zonder passieve bewegingsbeperking met een pijlijk abductietraject. | Juist |
Juist of onjuist: bij nekklachten vind je (schouder)klachten met passieve bewegingsbeperkingen en zonder een pijnlijk abductietraject. | Onjuist. Bij nekklachten vind je klachten zonder passieve bewegingsbeperking |